De gebraden eend
deel 10
De goddeloze warmte hebben we overleefd, hijgend en puffend, en met onze sandalen in een rood afwasbakje vol ijsklontjes, ja we hebben het overleefd. We verfoeiden ons berelijf op de warmste dag van het jaar en overdachten onder de boom van onze redacteur de reeks eenden die we onze lezers voorschotelden.door Arnold M. Meijer
'Ik ben radeloos, Gert' begon ik onze informele vergadering. 'Want na de vorige aflevering belde tante Agaath mij. Ze beet mij toe dat ik er weer eens geen snars van had begrepen. Ik antwoordde 'ge moogt dan wel een rode barones zijn, van het genus Couponknipper en Obligatiehen, en mij met Uw kapitaal als arme stevig gijzelen, maar ik verlang toch enige uitleg. Al vind U dat tegen uw tere schenen geschopt en een cliënte van Fortis onwaardig... 'Heidag,' antwoordde mijn gebelgde tante, 'heeft niets met bouwen te maken, dat is een fobie van je Arnold, maar alles met de Calluna Vulgaris. Oftewel: heide, imkerkorfplant, paars, twintig centimeter hoog.' 'Ge, liegt het,' antwoordde ik brutaal. 'Ik kan geen plantje rond dat Huize Bergen bekennen. 'Und Zelten auch niet,' merkte Augustyn op die op de grasmat voor ons aan het spelen was met een kindje en zijn moeder. 'Neen, tentjes heb ik er ook niet gezien,' beaamde ik vlug. Dat zou ook wat moeilijk worden, vervolgde ik pienter, al was het maar vanwege de vraag: 'Wie gaat er met wie in een tentje slapen?' Een nachtje met Hermie, met Geert, Rodney of een ander bestuurslid? Ik zou zeggen geef mij maar Hermie of een leuk lid van de vrouwelijke kunnen, maar Hermie krijgt van mij een stip want dan geniet ik tenminste van mijn nachtrust, omdat ze niet zoveel praat. Meer een doener. We hebben overigens Gert, de PvdA een briefje gestuurd, maar ontvingen nog geen antwoord.
Sakkerjuu. De SP wil niet, klaagde ik luid, Posset wil niet, de PvdA lijkt onwillig. Wie wil er eigenlijk wel, vragen we ons af? Daarom Gertgrootglas vragen we U de volgende mededeling te plaatsen, groot, met hoofdletters, een blokje tekst inspringen:
Bossche raadsleden die deze regels durven lezen en het eerlijke hart op de tong dragen, nodigen we - en plein publique - vanaf deze zeepkist met gerechten uit om verstandig te reageren op onze vraag: hoe ziet U de toekomst van de stad? Wie durft er?
Kijk Gert, Bart uit de bomenwijk durft. 'Hee, Arnold,' riept'ie joviaal vanaf zijn knetterend brommertje in de buurt waar niet alleen bladeren van de bomen afvallen, en de wiet welig tiert. 'Ha, Arnold, hoe gaj het.' 'Zozo,' zei ik puffend, toen hij stopte. 'Bende ge aan het rondrijden vriend?' Ja in de bomenbuurt spreek ik als een echte inboorling en carnavalskwaker. Dat was een domme vraag want Bartje rijdt alleen maar rond. Lopen gaat hem namelijk niet meer goed af als Bosschenaar met meer dan een redelijke maat. Hij is echt een dikke Bosschenaar. Hij verslaat mij niet alleen op punten, maar hij behaalt een klinkende overwinning op deze circusbeer. Bartjes buik is een wandelende bierreclame. 'Hedde't al gelezen,' begon Bart tegen mij. 'Misschien,' antwoordde ik opgewekt want Bartje leest vooral wat hem vanaf de tafel van het cafetaria en de kapper toegloort. De Aktueel wil hij ook nog wel eens doorbladeren, en de Playboy, een voorliefde die hij overigens deelt met een geleerde vriend die beweert dat vooral de interviews in dit mannenblad zo machtig interessant zijn. 'Georgina is hier geweest, in Den Bosch,' begon Bartje met glinsterde ogen, 'op de Boelevaart.' 'Waar hedde gij ze gezien?' vroeg ik. 'Nou, ikkes nie, hoor, zeid-ie maar die van Janus Kiepooh het 'rr gezien.' En hij schotelde mij een mistig verhaal voor dat hij in een internetblaadje had gelezen. 'Ik wis-het nie,' moest ik hem bekennen. Dat was 'nieuws' voor mij. Hij wilde mij het http://www adres nog geven en het rolde er verdorie vlot uit. Een machtig geheugen heeft die man, Gert, en als hij zich tot studeren had kunnen zetten was hij minstens socioloog geworden. Minstens, zeg ik.
Ik wilde het adres nog opschrijven, Glazigegert - oh ge kent het?' - maar Bartje nodigde mij uit bij hem thuis die Janus Kipo te komen lezen. Ik liep met hem op, ondertussen de uitlaatgassen van het knetterend brommertje inademend. Voor het huis van Bart stond een plastic partytent, Gert, volgepakt met gezellige buren die over voetbal keuvelden. Binnen in Barts woning prijkte, naast het barokke porselein, een grote laser-platscherm-TV, daar heb je niet van terug hè, en achter in het hoekje glom naast een veel te grote bruine eikenhouten een computer. Alles heel netjes, Gertglassnijder, daar kunnen u en ik een puntje aan zuigen. Vakkundig schoof Bartje achter zijn computer en toetste wat op het klavier. 'Hier' - zeit-ie en schoot omhoog om plaats maken. Ik zakte op een goed voorverwarmde zitplaats. 'Janus Kipo,' las ik met wrange ondertoon. 'Voor vreemden was die man toch mijnheer Borghs, Bart. Hij is uit zijn huisje gepest door de gemeente voor dat winkelcentrumpie met overdekte markt dat nooit van de grond is gekomen. Het was, vertelde ik hem, een overwinning van de Bossche middenstand. Ja Gert, die man was een arme sloeber welke, God is mijn getuige, door mij vaak huilend in de stad werd gezien. Of met behuild gezicht op zijn knieën voor de Zoete moeder in de Sint Jan lag omdat de gemeente hem uit zijn huisje wilde hebben. Het fatsoen is zo groot in de stad, Gert, dat al die deftige poepers hier, trots op hun verheven weldoorvoede borst kloppend, op de grafsteen van deze mijnheer Borghs lieten beitelen dat ze hem op kosten van de stad hebben begraven.
Ja, boetvaardige Farizeeërs zijn er genoeg te vinden. En dat internetlommerdje noemen ze dan naar die man, met knipoogje. Het is hemeltergend. Maar ze hebben hun beloning al, morde ik verder. De katholieke konincken, keizers en admiraal, het vergaat ze allemaal, na op de poep in de plee komt het papier. Hier geniet er maar van, zachtvegend. Eerst dus de lauwerkransen, het marmer, het pluche vol eretekens, de onvermoede envelopjes en het vuur dat uit justitiële sloffen omhoogspat. En over vuur en justitie gesproken, laten we ditmaal maar zwijgen over de hel. Een oplettende lezer stuurde ons overigens een folder toe. Die handelde over het bestrijden van brandhaarden en journalistieke uitglijers. U kunt, schreef ons deze maillot goedmoedig en op royale wij-toon, wel wat steun gebruiken. Geld troffen we in zijn enveloppe echter niet aan, alleen goede raad die niet duur is. Voor advies, melden we deze lezer, kunnen we gratis bij mijnheer Bruning van de NVJ terecht en zijn huisadvocaat.
Maar om een kort verhaal lang te maken, Bartje vertelde ons dat Georgina Verbaan in de stad is geweest. Jawel, dezelfde Georgina, die dame van de borstjesaffaire. Van 'ze zijn echt veel groter. Mucho bigger.' En dat wicht, jubelden ze in Janus Kipo, was de 'paparazzi en persmuskieten van het Brabants Dagblad' niet opgevallen. Hoezee? Neen, waarover verblijden zich de politieke vriendjes van Reef Posset en Bartje Eigenman dan? Goed, de krant was niet gekomen om hun ultieme Janus-Kiep-gevoel te verstoren - wat dat ook moge zijn. Kijk, Gert, we mogen dan wel goedmoedig en ironisch (Agaath meent sarcastisch) de draak hebben gestoken met onze krantenman Tony en de broek van de krant met Diezewater wat bespat hebben, maar we schelden niet zoals dat internetlommerdje. Die jongens en meisjes doen ook maar hun werk. Het wicht, biechtte de Engel van dit internet-krantje aan het publiek op, wilde zelfs aan zijn vleugels ruiken. Vleugels? Rare duif hoor, vinden wij. Wat voor circuskunsten kan die vent vertonen? Volgens mij hebben ze een lijntje te veel gesnoven. Vleugels, huhh. Kijk, Gert, ik zei nog tegen Bartje in de Bomenwijk, dat dit nu weer eens een schoolvoorbeeld is van het geheugen dat steevast liegt. Ze mogen de krant van ons af- en aanvallen, maar als ze dan een eerbiedige toon aanslaan en gaan beuzelen over insmeren en reukwater dan riekt ons dan teveel naar hijgen vooraan de barokke bedstee van een Madame de Maintenon. Trouwens, nog eens wat, reukwater en Janus Kipo dat gaat niet samen, krek. Wat is dat voor flauwekul, Gert. Mijnheer Janus Borghs ging als buitennissige Bosschenaar regelmatig naar het Grootziekengasthuis om er 'hieginisch te baden.' Opdat er geen korsten aan zijn kont groeide, halen we een rauwe Bosschenaar hier maar even aan. Ja de werkelijkheid is veel viezer dan men denkt.
Dat waren nog eens echt andere tijden, wil ik maar zeggen. Toen rook men nog de armoede in de stad, hingen er geen 'poorten als lamellen' voor de Jacobskerk, en ging men als lompenproletariaat werkelijk gehuld in lompen. Twintig percent leefde van de bedeling. Jaja, vertelde ik Bartje als geslaagd Boschloog, hier vond ge ook keinders in hun blote kont, en prostitusie met syffelus. De oude Pijp was een brandhaard (daar waar ge nu Arena en het GZG vindt). Neen, Gert, ik zie ze bij de Heemkundige kring daar geen tourtje voor verzinnen. Iets dat met Bossche Bol en koffie genoten kan worden. Die
deftige jongens van de middenstand, van lokale en gristelijke politiek willen trouwens alleen maar iets dat gerenoveerd kan worden, grote vestingmuren bijvoorbeeld, kortom, iets waar ze mee kunnen bouwen. Zo kun je na je lidmaatschap van de raad je altijd nog projectontwikkelaar of makelaar worden.'
'Huhh' - keek Gert mij wakker aan. 'Nou dat is heel wat beter dan de reactie van Bartje, 'Wat zeverde gij nou?, zeid-ie. Hij begreep het niet. 'Uhh,' verbeterde ik haastig, 'er was een tijd dat kasteel Meerwijk niet over een bubbelbad beschikte om na alle noeste arbeid van oew lijf het vuil los te spoelen.' Een beeld dat mijn vriend beter wist te plaatsen. 'Al lieten de vrienden van het betere woord en nuchtere bouwen er zich graag oliën.'
Na dit intermezzo, vervolgde ik mijn verslag aan Gert, vroegen Bep en Bartje, 'Hedde ge het al gehoord van Sjonnie?' 'Sjonnie uit de rivierenbuurt,' vulde Bep snel aan. 'Ach so?' vroeg ik belangstellend, 'de laatste keer dat ik hem trof sprak hij mij aan over een handtekeningenactie die hij wilde beginnen. Het heette: 'Georgina bloot in Bossche Tenten, te beginnen op het Eikendonkplein.' 'Hij beloofde ons grootse dingen. Ik moest halsreikend uitzien naar zijn folders. Overal zouden ze te vinden zijn, Gert. In de buurthuizen, bij mijn sigarenhandel, bij de bieb, in het stadskantoor, kortom het zou een brede actie worden, wat me een fantasie leek. Ik geloofde er niets van en ik herinner me dat ik hem nog tot voorzichtigheid maande: 'Sjonnie, zei ik tegen hem, beste big, ge moogt deze dame rustig met uw biggenoogjes bepotelen, maar aankomen dat mag niet. En in levende lijve bewonderen dat is niets voor onschuldige biggetjes en voor eierdopjes die van de muur afvallen. Dat betekent alleen maar meer afvalligen in de tempel van normen en waarden. En dat is Jan Peter een gruwel, Gert. 'Amen,' zei Bart toen. Ja, om stichtelijke praatjes zit ik niet verlegen, redacteur. Maar het bleef verder stil rondom Sjonnie, wat me niet verbaasde. En Bartje ook niet die hem al veel langer kent als ik.' 'Nou,' zei Bep nog, 'dat komt omdat Rombouts hem uit zijn huisje heeft gezet.' 'Ach so,' zei ik. Ja, ik vroeg me al af waarom ik Rombouts laatst op zijn fiets het stadhuis uit zag scheuren, de neus tegen zijn bel aangedrukt. Hij zat dus niet rechtop, met ontbloot bovenlijf, in de houding van het goddelijke Grieks, maar hij lag als een slappe Vlaamse patat over zijn fiets gebogen.' 'Gij met oew goddelijk Grieks,' schimpte Bep nog, 'hedde die foto van Bodar in de krant gezien?' 'Stichtelijk gezicht,' antwoordde ik voorzichtig. 'Antoine pr. hoeft nu toch niet meer uit te leggen, legde ik Bep uit, dat het allemaal begrijpelijk is dat ze hem op een seminarie niet meer willen. Het is vanwege al die schandalen in de kerk. Alsof hij zelf geen schandaal is. Haha, die is goed, hè, Gert. Ja we kunnen altijd lachen met die jongen die gul neologismen boetseert in de krant, en in zijn boeken vrijelijk met taalkundig wijwater sprenkelt. Antoine, duivelse wijwaterkwast, sproei maar dat het een lieve lust is. Sprenkel voor de Postbank en andere bedrijven. Gij zijt een echte fontein voor God en de Mammon. Als het ooit tot een ring van fonteinen rond de stad mocht komen, kunnen we u van harte aanbevelen.
Maar laten we de seks verder rusten, laten we overgaan op ons hoofdgerecht, Gert. Ik bedoel overgaan op Kappelhof - historicus, betrouwbare knoest, en wetenschappelijk vaandeldrager van de Godshuizen. In 1995 kwamen de velletjes over de Toetjes-affaire, na de geheel belangeloze interventie van onze Bossche kabouter Paul Masselink, terecht bij dr. Ton Kappelhof. Kappelhof da's een echte boschloog, Gert, en die man kan praten en praten, en praten. Daarom weten we wat er gebeurd is, toen. Ton van de Godshuizen morde tegen onze vriendin van een vriendin van een vriend van Kleintje dat hem gevraagd was de velletjes vijftig jaar in het archief van de stad weg te sluiten. Dat zeit-ie, Gert, maar het werden nog geen twee weken. Haha, ja, dat hebben we als Kleintje ontdekt, vanwege een kopietje van de aangifte, Gert. Ik wil maar zeggen, en herhalen, vrienden van de Bomenbuurt, beloften zijn zoet, en vertrouwen is slechts een Oeteldonkse feestneus lang. Een neus die, als het op afrekenen in onze stad aankomt, gauw wordt afgezet om elkaar met Paul aan te spreken. 'Aangenaam, mijn naam is Paul. Uw naam is?' 'Paul, ik heet ook Paul.' 'Hoe gaat het met u. Paul?' 'Neen, u heet Pauline?' 'Goed, Pauline.' Maar Paul, dus, dat is ook mijn naam, aangenaam. Ik ben er een, een keind van Paul. Hoezee.' Samengevat, Gert en Bep en Bartje, Kappelhof kreeg de velletjes, en stelde enkele voorwaarden. Ja, voor niets doen Boschlogen het niet, konden wij reconstrueren. De schrijver moest zijn aantekeningen verbranden, alle kopieën inleveren, en dan zou het wel goedkomen, beleufde dat verdriet. Er
werd ingeleverd maar toch ook - voorzichtigheidshalve - gekopieerd. Dank zij Tons bereidwilligheid die velletjes te laten vermeerderen zouden wij het dossier Toetje nooit gekregen hebben. Dit noemen ze in jachttermen 'terugslag' of, om mijn oud-kolonel uit Duitsland aan te halen 'vriendschappelijk vuur'. Haha. En hierna, lachte ik homerisch, 'liepen we pardoes tegen de afscheidsdis van archivaris Bert Loper aan. Bertje zou naar Doetinchem gaan, om het centraal archief van Binnenlandse zaken te besturen en dat verdiende wel een biefstuk, vonden ze op het stadhuis. Bertje die nu directeur is van een Overijssels archief en onze briefjes niet wil beantwoorden, wenste in 1995 op de valreep wel het vertrouwen in zijn zaakjes even goedhartig managen.
Aan de tafel zaten wat managers en een stadsjurist. Ze wisten wel hoe men met deze vertrouwelijke stukken diende om te gaan. Wel mijn waarde vrienden van de Bomenbuurt, men besprak ze in een restaurant, aan de openbare tafel, en liet ze vervolgens op het stadhuis rouleren. Aldus gezegd, aldus gedaan. Bert heeft inmiddels het Biza-archief verlaten voor Overijssel, Gert. En dat verwondert mij niet. Zeg nu zelf, zulke lui kan men toch niet de verantwoording geven over geheime AIVD-stukken. Je wilt niet dat er iemand zijn neus aan afdroogt. Er komt bijvoorbeeld een vrijer van de gemeente of de provincie en die vraagt een plaatje en Bertje draait het plaatje ook al staat er geheim op... Neen, dat gaat dus echt niet. Maar laten we terugkeren naar onze feestdis. We treffen (op 23 november 1995), behoudens onze guitige vriend uit de Achterhoek er niet alleen een kiese dr. Ton Kappelhof aan, maar ook de vlijmscherpe jurist Peter van Leeuwen, de aimabele sectormanager Piet Wijnen, en hoofdambtenaar van Schijndel. Ja, we onthullen maar wat in de velletjes staat. We willen hen danken want zonder hun bemoeienissen en hun disrede was dit echt een mysteriespel gebleven. En dat hebben we niet van horen zeggen maar dat staat zwart op wit in de missive van onze spookambtenaar. Het zou verder om lieden gaan met het keurmerk van kopjagersbureau Rara Mieke Wie? Mannen dus met echt stadskeurmerk die onze Donatus zaliger de velletjes lieten lezen... Dat bevestigen ons onverdachte bronnen,
Gert. Paul van de Vorst beklaagde zich er namelijk kort voor zijn dood herhaaldelijk over dat zijn vriend 'Donatus zich van hem had afgekeerd'. Geen koffie meer en pilsjes drinken met Donatus, neen, homaar. Geen verhalen meer over Tirol en over de Pijp uitwisselen. 'Het ligt aan die velletjes', beet Paul gebelgd. 'Donatus zegt niets meer tegen mij. En het ontslag van Frank de Bie is te herleiden tot het dossier van die verdomde kwaster. De inbeslagname ervan.' Dat komt ervan als ge onoplettend zijt met een pilsje, vrienden, en een socioloog tegen het lijf loopt en politisjie en ambtenaren als een voormalig kabinetschef brieven gaan schrijven over zaken die maar niet willen deugen.
Vervelend dat er op 13 december 1995 aangifte is gedaan door de schrijver van deze velletjes die in onze vorige aflevering zowat dood omviel en een hersenbloeding kreeg. Kappelhof was heel boos over de politie, Gert. Hij voelde zich zo in zijn eer en edele organen geschopt, dat hij aan een goede vriend die heemkundige is en Boschloog (wat deze niet kan helpen), het leed verhaalde dat hem al die jaren reeds lastig bleef vallen. Ach, PTSS, verklaarde Bep. Posttraumatische Stress-stoornis, ja het zijn wakkere lui in de Bomenbuurt die weten waar ze hun tabletjes moeten halen. Enfin Kappelhof heeft de stad verlaten, Gert, bekroond met een penning van de provincie. Ja, verdulleme, ook deze aflevering komen we onze Konink weer even tegen. Hij deelt maar wat graag lintjes uit. Kappelhof is nu lid van de Nederlandse academie voor wetenschappen, Gert, al is zijn geheugen wat kort geworden, want hij beantwoordde geen van onze briefjes om informatie en uitleg. U kreeg, schreven we hem, een vertrouwelijk stuk, ja. Gert dat schreven we. En Ton, U wilde dat gezamenlijk bestuderen, vroegen wij hem, ook al was het toetjesdossier vertrouwelijk, en een beetje geheim. En dat mag hij van ons. Heus waar. Wij doen het ook, Gert. Maar het werd hem zomaar door die schrijver verboden omdat hij zijn bronnen wilde beschermen, ik bedoel Paultje, Paul, Ed, Gerard, Yvonne, Louis, enzovoort... Raar hoor. Ge moogt dus, Gert, niet zomaar een dagboekclubje formeren. Het gemeentelijk leesclubje werd ook snel ontbonden om dit stukje niet te doen ontaarden in publieke koppensnellerij - zoals in Emmen waar de gemeente een ambtelijk dagboek stal. Het bezit van het toeten-boekje werd illegaal verklaard, want uitnodigingen van de politie die zijn lastig uit te leggen aan wakkere mannen van de krant. Auteursrecht enzo, zeiden de chefs van Kappelhof, ge weet wel. Maar omdat er mensen zijn die geen hoge verzekeringspremies konden betalen, leken enige voorzorgen gepast - dachten onze vrienden tenminste. Donatus kreeg, op vorstelijk verzoek van zijn amice Frank de Nederlandse Leeuw opgespeld, het was wegens bewezen verdiensten en de jumelage tussen Rosmalen en Den Bosch. En in Rosmalen gaven ze er een straat met MacDonalds aan hem weg. En deze verse Leeuw mocht tot verbijstering van een aantal inheemsen, en de spoorzoekers van het parket, naar Almelo afreizen, of was het Oldenzaal, Gert want mijn geheugen laat me weleens in de steek. En ook naar Middelburg gaan. Frank had het bedoeld, vertelde mij een afgedankt wethouder uit de provincie waar het nog naar varkens ruikt, als mild gebaar en lieve troost onder goede vrienden, als genoegdoening voor het feit dat Donatus niet in een sportwagen voor de tourkaravaan uit mocht karren. Nu kart ie in de Hemel wat rond en mag daar vooruit snellen van ons. Hij rustte in vrede, zeggen we maar. Uw toegenegen Arnold
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 416, 1 september 2006