Turks-Israëlische oliehandel
De handel in olie wordt vaak als reden genoemd waarom George W. Bush een oorlog tegen Irak begon en dat land bezette. Olie wordt ook vaak genoemd als argument van de Verenigde Staten om Israël te steunen, door dat land op uitgebreide schaal van wapens en financiële middelen te voorzien. Wat dat betreft gold tot voor kort als tegenargument dat de enige uit Israël afkomstig olie olijfolie is. Maar er is veel veranderd: Israël zit nu ook in de oliebusiness. De relatie met de trouwe bondgenoot Turkije is daarbij van grote betekenis.
door Peter Edel
Aan de vooravond van de Israëlische bombardementen op Libanon, vond in de Turkse megastad Istanbul een feestje plaats ter gelegenheid van de ingebruikname van de Ceyhan-Tblisi-Baku (BTC) oliepijpleiding. Daarbij waren vertegenwoordigers van de belangrijkste aandeelhouders, te weten British Petroleum, Conoco-Philips, Total (F) en ENI (I), aanwezig, terwijl de Turkse President Ahmet Necdet Sezer als gastheer optrad.
Deze pijpleiding met een lengte van 1760 kilometer, moet Europa via het Turkse Ceyhan voorzien van olie afkomstig uit de Kaspische Zee. De geplande route van het buizenstelsel is zeer zorgvuldig overwogen, want en passant zal de totstandkoming van deze pijpleiding er toe leiden dat Rusland in de handel van het kostbare zwarte goedje, voor een belangrijk deel buiten spel wordt gezet. De landen waar de pijpleiding zich door het landschap zal bewegen, Azerbeidjaan en Georgië, bevinden zich dan ook volledig binnen de Amerikaanse invloedssfeer. Hetzelfde geldt natuurlijk sinds jaar en dag voor Turkije, dat - met in het achterhoofd de Amerikaanse steun bij het geweld tegen de Koerden in Zuidoost Turkije - braaf gehoor geeft aan de wensen van Washington.
Bij de festiviteiten in Istanbul was ook de Israëlische Minister van energie en infrastructuur, Benjamin Ben-Eliezer aanwezig. Niet vreemd, want Israël heeft samen met Turkije en de andere belanghebbenden in de BTC pijpleiding, het plan opgevat tot de bouw van nog een pijpleiding, voor de leverantie van onder andere water aan Israël. Maar de pijpleiding zal vooral gebouwd worden om uit het Kaspische Zee gebied afkomstige olie door te pompen naar het Israëlische Ashkalon en vormt in die zin een belangrijk onderdeel in de plannen van de westerse oliestrategen.
De langs deze weg naar Israël stromende olie, zal in ruime mate de behoefte van het land overtreffen. Een groot deel ervan zal dan ook via een al bestaande pijpleiding naar het aan de Rode Zee gelegen Eilat worden getransporteerd, om vanuit die stad via tankers het verre oosten van olie te voorzien. Aldus wordt een grote slag voorbereid tegen zowel de oliehandel binnen Azië, als die van Rusland. Als bonus geldt in deze verder dat Iran langs deze weg de pas wordt afgesneden in de oliehandel, wat vooral in Israël en de VS tot vreugde zal leiden.
Het ligt voor de hand dat een pijpleiding van Ceyhan naar Ashkalon over land uitgesloten is. De wankele relatie tussen Syrië en Israël staat dat niet toe, alleen al gezien de Israëlische beschuldiging dat Damascus de Libanese verzetsorganisatie Hezbollah steunt. Bovendien is de relatie tussen Turkije en Syrië evenmin optimaal. Zo beschuldigt Ankara het Syrische bewind ervan de Koerdische PKK, die zich overigens tegenwoordig 'Kongra-Gel' noemt, van wapens te voorzien. Om deze politieke bezwaren te omzeilen, kondigden Israël en Turkije in april van dit jaar aan dat de pijpleiding onder de Middellandse Zee gebouwd zal worden.
Libanon (1)
Het ligt voor de hand dat ook een pijpleiding onder water geen risicoloze aangelegenheid is voor Israël en Turkije. Het zou een eenvoudig doelwit kunnen worden van groeperingen in Syrië en Libanon die beide landen een loer willen draaien. Michel Chossudovsky, een professor economie aan de universiteit van Ottawa, gaat zo ver de recente Israëlische oorlog in Libanon, in deze context te plaatsen. Naar zijn mening vereist de oliepijpleiding tussen Turkije en Israël een militarisering van het kustgebied van Libanon en Syrië. Hij noemt de Ceylan-Ashkalon pijpleiding daarom tevens als argument voor Israël om op korte termijn een oorlog tegen Syrië te ontketenen.
Natuurlijk zijn er nog andere redenen te bedenken waarom Israël zich onlangs aan de Libanese burgerbevolking meende te moeten vergrijpen. De meest gehoorde is dat Israël Hezbollah voor eens en voor altijd buiten spel wil plaatsen, vanwege de beschietingen die deze organisatie op Noord Israël uitvoert als reactie op Israëlische schendingen van de 'blauwe lijn' tussen Israël en Libanon. Maar juist in dat opzicht heeft de 'joodse staat' zich feitelijk een slechte dienst bewezen, aangezien het massale Israëlische geweld tot een aanmerkelijk grotere populariteit van Hezbollah onder de Libanese bevolking heeft geleid. Dat laatste verschijnsel heeft bij menig publicist tot de veronderstelling geleid dat de Israëlische oorlog in Libanon een dieper gelegen betekenis kent en mede gezien moet worden als een voorspel tot een oorlog met Syrië, een scenario dat nauw aansluit bij de theorie van Michel Chossudovsky.
Verder zou het niet voor het eerst zijn dat Israël in Libanon ten strijde trekt met economische overwegingen in het achterhoofd. Eerder gebeurde dat begin jaren tachtig. Officieel was het verdrijven van de PLO uit Zuid-Libanon de doelstelling van operatie "Peace for Galilee", maar zakelijke overwegingen vormden destijds eveneens een belangrijke drijfveer. De oorlog die Israël toen in Libanon voerde, is om deze reden wel vergeleken met de handelsoorlogen in de 17e en 18e eeuw.
Israël heeft zijn noordelijke buurland vaak gebruikt voor het dumpen van agrarische producten, zoals groenten. Zo maakte het van Libanon een afzetgebied voor agrarische producten uit Zuid-Afrika. Door de economische boycot van de apartheid in Zuid-Afrika destijds zaten de boeren in dat land met gigantische overschotten. Door alsnog in Libanon voor een afzetgebied te zorgen was Israël de racisten in Zuid-Afrika van dienst.
Om de export van agrarische producten uit Israël naar Libanon te stimuleren, vaardigde het tijdens de bezetting van Libanon een aantal speciale wetten uit. Zo mochten Libanese boeren hun producten niet na 11 uur s'ochtends verkopen. Een andere wet bepaalde dat Libanezen hun eigen waren slechts mochten verkopen als de Israëlische uitverkocht waren. Natuurlijk zijn de omstandigheden nu anders. Maar als economische overwegingen in de jaren tachtig voor Israël tot de beweegredenen behoorden om een oorlog in Libanon te voeren, waarom zou dat anno 2006 dan niet het geval kunnen zijn?
Turkije-Israël
Essentieel voor de oliepijpleiding tussen Ceylan en Ashkalon is de relatie tussen Turkije en Israël. Wat betreft dat laatste ontstaat in eerste instantie een enigszins tegenstrijdig beeld. Begin augustus jongstleden, tijdens een islamitisch congres in Kuala Lumpur, meende de Turkse minister president Recep Tayyip Erdogan bijvoorbeeld nog de oorlog van Israël in Libanon te moeten veroordelen. Een merkwaardige opstelling voor de premier van een land dat een aantal jaren geleden nog de hemel in geprezen werd door de uiterst pro-Israëlische 'Anti Defamation League of B'nai B'rith'. ADL directeur Abraham Foxman omschreef Turkije toen als "een schitterend voorbeeld van een land met westerse waarden" en het is zeer de vraag of hij dat ook gezegd zou hebben als Turkije zich echt kritisch ten aanzien Israël opstelde. Het is dan ook zeer de vraag hoe serieus de woorden van Erdogan in Kuala Lumpur genomen moeten worden. Het lijkt er meer op dat hij langs deze weg probeerde om zowel andere islamitische landen, als de moslims in eigen land (waar wel degelijk veel kritiek op Israël bestaat) tegemoet te komen. In ieder geval zijn de betrekkingen tussen Israël en Turkije vooral sinds begin jaren negentig, meer dan uitstekend.
Israël en Turkije behoren samen met Saudi Arabië, Jordanië en Egypte tot de landen die de VS in het Midden Oosten vertegenwoordigen. Washington stimuleert de samenwerking tussen deze landen en Israël en Turkije geven maar al te graag navolging aan dit streven. De eerste overeenkomst tussen beide landen dateert uit de jaren vijftig, staat bekend als het 'peripheral pact' en behelsde een samenwerking op zowel diplomatiek als militair niveau. Zo zou destijds overeen zijn gekomen tot een uitwisseling van door inlichtingendiensten van beide landen bijeengebrachte informatie. Ook werd afgesproken dat Turkije tegenover Washington en de NATO zijn steun uit zou spreken wat betreft eventuele Israëlische militaire operaties. Daarnaast zou er sprake zijn geweest van leverantie van Israëlisch militair materieel aan Turkije.
Veel meer is er over het 'peripheral pact' niet bekend, aangezien deze overeenkomst tot op de dag van vandaag met veel geheimhouding is omgeven. Vast staat in ieder geval dat het pact tussen beide landen tot een einde kwam toen Turkije in de jaren zestig tot een toenadering besloot van de Sovjet Unie en de Arabische landen.
Het duurde tot 1994 voordat de afspraken tussen Israël en Turkije uit de mottenballen werden gehaald. De destijds gemaakte afspraken werden bekend als het 'Security and Secrecy Agreement' (SSA). Een en ander vond in Turkije plaats onder het bewind van premier Tansu Ciller, die er drie jaar later door het leger van werd beschuldigd in strijd met de Turkse nationale belangen te handelen. Ook verdacht men haar van werkzaamheden voor de Amerikaanse CIA, maar Washington ontkende dat ten stelligste. Er bestaat evenwel weinig twijfel over dat de SSA overeenkomsten onder auspiciën van de VS tot stand kwam. SSA impliceerde onder andere een nauwe militaire samenwerking tussen Israël en Turkije. Zoals gezamenlijke militaire oefeningen en de productie van militaire goederen. Daarnaast werd ook weer het uitwisselen van informatie door de inlichtingendiensten van beide landen overeengekomen. Deze informatie betrof Irak en Iran, maar vooral Syrië. Volgens het SSA stond de Turkse regering Israël toe om deze landen vanuit Turkije te bespioneren. In ruil daarvoor zorgde Israël voor een anti-terrorisme training van Turkse militairen aan de grenzen met Irak, Iran en Syrië. In 1996 werd het SSA voortgezet in de vorm van het 'Military Training and Cooperation Agreement' (MTCA), ter gelegenheid waarvan hetzelfde jaar nog een militair industriële overeenkomst werd gesloten, die onder andere de modernisering van een deel van de Turkse luchtmacht inhield. Daarnaast onderhandelden beide landen over een vrijhandels verdrag, dat in 2000 van kracht werd.
Een niet geringe rol binnen de militaire betrekkingen tussen Israël en Turkije speelt het 'Security Agreement' dat Israël in 2001 met de NAVO overeenkwam. In 2004 leidde dit tot het 'Istanbul Cooperation Initiative' (ICI) verdragen met Algerije, Egypte, Jordanië, Mauritanië, Marokko en Tunesië. De praktische betekenis van deze afspraak was dat genoemde landen zich afzijdig zouden houden bij een eventueel militair optreden van Israël en zijn militaire bondgenoot Turkije. Kortom: premier Erdogan kon het Israëlische geweld in Libanon dan veroordelen in Kuala Lumpur, maar gezien de verregaande militaire samenwerking van zijn land met Israël, vallen zijn woorden in de categorie krokodillentranen.
Libanon (2)
De laatste ontwikkeling in de betrekkingen tussen Israël en Turkije bestaat uit de beslissing van Ankara om troepen naar Libanon te sturen. Voor Israël komt dat heel goed uit, want gezien de verregaande militaire samenwerking tussen beide landen, zal het de Israëlische machtselite heel weinig kunnen schelen of het nu Israëlische, of Turkse soldaten zijn die daar de bevolking onder de duim houden. Gezien de theorie van Michel Chossudovsky, als zouden de ontwikkelingen in Libanon de afgelopen maanden geheel verband houden met de geplande oliepijpleiding tussen Ceylan en Ashkalon voor de kust van Libanon, is het verder een interessante ontwikkeling dat Turkije niet alleen troepen stuurt, maar ook schepen om de kust te bewaken. Officieel is dat om de invoer van wapens naar Hezbollah te voorkomen, maar tegelijk kunnen Turkse militairen er dan op toezien dat de bouw van de oliepijpleiding niet in gevaar komt.
In Turkije is de situatie in Libanon niet zonder gevolgen gebleven. Neem bijvoorbeeld de aanstelling eind augustus van Generaal Yasar Buyukanit tot opperbevelhebber van de Turkse strijdkrachten. De naam van Buyukanit is in Turkije indirect in verband gebracht met de organisatie van executie pelotons, gericht op Koerdische rebellen in Zuidoost Turkije. Dat laatste vormt geen hindernis voor de goede betrekkingen van Buyukanit met hoge militairen in de VS en het 'American Enterprise Institute' (jawel, de huidige werkgever van Ayaan Hirsi Ali).
Bovendien staat Buyukanit als uiterst pro-Israëlisch bekend en dat komt natuurlijk erg goed uit in verband met de zending van Turkse troepen naar Libanon. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat hij zich zeer binnenkort toe zal leggen op het verwijderen van de anti-Israëlische elementen binnen de Turkse legertop, die zich daar wel degelijk bevinden. Zoals vice-opperbevelhebber Generaal Isik Kosaner, die in juli jongstleden weigerde deel te nemen aan het tweejaarlijkse overleg met zijn Israëlische collega's in Tel Aviv.
Atilim
Turkije en Israël, twee landen met grote verschillen, maar ook sterke overeenkomsten. De schendingen van mensenrechten is er daar een van. Die van Israël zullen we verder maar laten voor wat ze zijn. De misdaden van Israël zijn per slot van rekening al meer dan eens ter sprake gekomen in deze kolommen. Maar in Turkije kunnen ze er ook wat van. Naast de Koerden zijn vooral links denkenden daar het kind van de rekening.
Opvallend genoeg vrijwel gelijk met de beslissing om militairen naar Libanon te sturen, werd in Turkije onlangs een anti-terrorismewet aangenomen, die heel weinig te maken heeft met mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en democratie. Zo zijn zonder een duidelijke opgave van reden onlangs tientallen linkse activisten gearresteerd in diverse Turkse steden, die ook nog eens het recht op bezoek van familie, of advies van een advocaat wordt onthouden. Hoewel zij tot op heden nog niet officieel in staat van beschuldiging zijn gesteld, gaat het gerucht dat de Turkse overheid hen in verband brengt met de in Turkije verboden 'Marxistisch Leninistische' organisatie MLKP. Verder willen de geruchten dat zij beschuldigd zullen worden van het beramen van aanslagen op een aantal militairen. Feit is in ieder geval dat zich onder de gearresteerden een aantal medewerkers van de linkse krant 'Atilim' bevinden. Die krant uitte tot voor kort stevige kritiek op het besluit van de Turkse overheid om militairen naar Libanon te sturen, maar staat ook zeer kritisch ten aanzien van de duistere streken van de Turkse overheid ten aanzien van de Koerden in Zuidoost Turkije.
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 417, 6 oktober 2006