Skip to main content
  • Archivaris
  • 400

Een vlammetje in het avondduister

"Nooit zal het meer zo worden als het was," dacht hij somber terwijl hij de Bossche Markt overstak, "en nooit zal het meer zo worden zoals het zou moeten zijn", voegde hij er nog somberder aan toe. De ogen nog vierkant van het maandenlange staren naar de computermonitor zag hij nauwelijks de enkele voorbijganger die hem verwonderd aankeek. Vanonder de roodomrande pijnlijke oogleden zag hij slechts vaag de contouren van het stadhuis voor zich. "Het doel is in zicht," mompelde hij, terwijl hij met een laatste krachtsinspanning de stapel papier tegen zich aandrukte.

door Henk Cabri

Het was allemaal begonnen op die regenachtige herfstdag. Op weg naar de Hema aan de Hoge Steenweg, voor een stukje ossenworst en een onsje zure zult, had hij de Prediker gehoord, die daar zoals altijd met luide stem van zijn overtuiging blijk gaf en een manische dwang leek te hebben dat ook op anderen over te moeten brengen. Nooit had hij echt naar de man geluisterd, maar omdat de toegang tot de Hema was versperd door de schuilende Daklozenkrantverkopers die al jaren het Bossche straatbeeld bepalen, en in wier lot nooit enige verandering lijkt te komen, luisterde hij onwillekeurig naar de woordenstroom. Het ging over snoodaards en het hellevuur, verdorven zielen, sadistische genoegens en erfzonde. Een zevenkoppige satan kwam langs, de duivel des duivels en het ging maar door...
Later, in de eenzaamheid van zijn sobere tweekamerflat aan de stadsrand, waar de laatste vriendin nu alweer acht jaar geleden met stofzuiger en dweil in de weer was geweest en het afval van bijna een decennium zich had opgehoopt, zette hij zijn blik op de wereld aan. Het beeldscherm van zijn computer met snelle internetverbinding vulde de woonkamer met een blauwe gloed, en nadat hij zijn password had ingevuld keek hij naar de vertrouwde startpagina. Maar in plaats van de gebruikelijke plaatjessites, die hem er steeds toe uitnodigden nog slechts één hand over te hebben voor de bediening van zijn toetsenbord, klikte hij op de link van de zoekmachine en tikte 'het is genoeg geweest' in het vaalwitte keuzevakje.

Magische formules
Voor het eerst van zijn toch niet korte leven las hij nu teksten die hij nog nooit gelezen had. En las hij woorden die hij nog nooit gezien had, en waarvan hij meer dan de helft moest opzoeken in de vergeelde Prisma vreemde woordentolk. Maar na dagen lezen op diezelfde website, waar hij als door een virtuele toetsencombinatie gedwongen wel terug moest komen, en er daarom uiteindelijk zelf maar een nieuwe startpagina van had gemaakt, meende hij tot voor kort onbekende woorden die hij las, 'macrobiologische oorlogsvoering' of 'langdurige minimaterrorist', 'onbespoten genentechnologie' en 'staatsmonopolie op geweld en persoonsregistratie', tot de zijne te hebben gemaakt. De woorden werden vertrouwd en terwijl hij in de keuken zure zult tussen de van ouderdom kromgetrokken boterhammen propte mompelde hij nog, niet zonder trotse glimlach vanwege zijn nieuw verworven kennis, woorden en zinsflarden als 'olieimperialisme', 'wolmanzoutenimpregnatie', 'repressieve tolerantie'. Het werden voor hem bijna magische formules, die hij op flexibele wijze kon combineren met de formules van de Prediker die hij voor de Hema had gehoord. Hij had weer plaats genomen voor zijn toetsenbord, stukjes brood en zure zult dwarrelden tussen de drukknoppen die zoveel combinaties konden opleveren, en zijn blik was weer gericht op het hypnotiserende scherm. Hij las verder over tegencultuur, kapitalistische consumptiemaatschappij, Schengen informatiesystemen, de globaliseringsbeweging. De website was gevuld met tekst, tekst en nog eens tekst, maar in zijn hoofd vormden zich als vanzelf de beelden. Rare mensen zag hij, met houten pootjes en verschrompelde gezichten, die legioenen vormden, bewapend met plastic geweren. Verminkte gezichten zag hij, die kransen legden bij monumenten, waar meisjes stonden met neergebogen hoofden. Hij zag het brute geweld van de hand en macht van de vijand, hoorde eentonige klanken uit de zwarte trom. Een surrealistische wereld van gekloonde hersenloze arbeidskrachten waarvan de hoofden waren geelgeverfd zag hij. Een woestijn, uitgeroeide maatschappij na een kernoorlog, de ontheemde stadsbewoners als nomadenstammen... Woorden en beelden zetten zich vast in zijn hoofd en zelfs toen hij naar het toilet moest zag hij nog hoe verdorde genetisch gemanipuleerde cactussen zich via ijzeren pijpen in het grote zwarte niets begaven.

Startpagina
Maandenlang bleef de website zijn startpagina en maandenlang las hij gulzig, als een letterverslaafde, de woorden die zinnen vormden, artikelen en beschouwingen, discussiebijdragen en een enkele ingezonden brief. Wanneer hij dan vroeg in de avond een snelle pizza in de magnetron schoof zag hij door het keukenraam dat hetzelfde daglicht als gisteren en eergisteren en alle dagen ervoor door de duisternis achter de horizon gedwongen werd. Het was even vertrouwd voor hem als de website. Een gelijkenis met alle voorgaande dagen, hetzelfde verlangen naar het onuitspreekbare. Terwijl de combinatie van tomatenpasta en gesmolten kaas in zijn rechtermouw liep ging hij terug naar het beeldscherm. De volgende pagina riep hij op, en nog een volgende, en weer een. Overal kwamen de voor hem inmiddels vertrouwde begrippen terug die hem aan het scherm gekluisterd hielden, een dwang, een obsessie, en merkte hij niet hoe kruimels pizzabodem en een regen van oregano bezit namen van zijn toetsenbord.
Zo overwinterde hij in zijn sobere tweekamerflat aan de rand van de stad. En zo kwam hij steeds meer tot een 'maatschappelijk zelfbesef', zoals hij inmiddels had begrepen dat zijn gemoedstoestand kon worden aangeduid. De winter maakte plaats voor het voorjaar, sommige dingen waren dus nog niet genetisch gemanipuleerd, dacht hij cynisch, maar tegelijk trots omdat hij de woorden in een juiste context kon plaatsen.

Control-alt-delete
Toen hij op een vroege voorjaarsochtend in mei naar zijn vertrouwde startpagina ging, en de volgende pagina ter lezing wilde oproepen, bleef de 'enter'knop van zijn toetsenbord onbeantwoord. Nogmaals drukte hij, maar zonder resultaat. Met iets meer aandrang op de toets drukken leverde ook niets op. In de keuken maakte hij snel een beker oploskoffie. Hij moest vooral zijn rust zien te bewaren, nu niet driftig op het toetsenbord gaan rammen, er was vast een logische verklaring te vinden... De in het geheugen opgeslagen pagina's bladerde hij allemaal terug, de website kwam in een razend tempo in zijn monitor voorbij, hij drukte op de heen- en terugtoetsen, probeerde weer de 'enter'toets, dacht zelfs aan de dodelijke 'control'-'alt'-'delete'-combinatie, maar telkens zonder resultaat. Boosheid maakte plaats voor wanhoop, wanhoop maakte plaats voor waanzin, waanzin maakte plaats voor helderheid, en in dat heldere moment startte hij zijn e-mailprogramma op en stuurde een boze, wanhopige en waanzinnige, maar toch heldere vraag aan de beheerder van het nieuwe Babylon, deze combinatie van hellevuur en woordbordeel, van letterpap en zinsbegoocheling. Hij stelde de vraag over de eindigheid van de dingen, van de vage begrippen waarover hij de Prediker voor de Hema had gehoord, de Harmagedon, het Laatste Oordeel, Openbaringen en Vagevuur, die hij combineerde met de nu zo vertrouwde klanken van Zure Regen, Klimaatverandering, Milieuverwoesting en Woestijnoorlogen. Hij stelde de vraag over de eindigheid van de letteren, de eindigheid van de vertrouwde teksten, zoals een aan opium verslaafde naarstig de broekzakken afzoekt naar een laatste korrel bruin die niet meer is.
Het antwoord van de beheerder van het nieuwe Babylon was even prozaïsch en ontnuchterend als het verontrustend en apocalyptisch was. "We staan vanaf nummer 269 op Internet en alle voorgaande nummers zijn op papier te raadplegen", luidde de voor hem toch nog cryptische boodschap. Nadat hij onder de douche het angstzweet van zich had afgewassen begon het denken. Papier, daar hoorden associaties bij, gedachten uit een verleden dat was weggestopt onder een dekbed van huisstof, rode lippenstift, krakende vloeren, halflege wijnglazen in een louche bar...

Lippenstift
Toen hij de bibliotheek aan de Hinthamerstraat binnentrad werd hij staande gehouden door een man in uniform die hem een legitimatiebewijs vroeg. Hij kon een glimlach niet onderdrukken in het besef nu in de praktijk mee te maken wat hij zo vaak op zijn computerscherm had gezien. "I-den-ti-fi-ka-tie-plicht", spelde hij het woord langzaam en delicaat als een wijnproever die een zeldzame Bourgogne heeft ontkurkt. Terwijl hij het verfomfaaide paspoort uit de binnenzak opdiepte zag hij dat zij achter de informatiebalie zat. Haar rode lippenstift vlamde op tegen de wazige achtergrond van in kasten opgestelde boeken, videobanden en tegenwoordig ook dvd's. Zij zat daar nog steeds dus, de reden dat hij al jaren niet meer het hoekpand Hinthamerstraat-Josephstraat betreden had. Ze zat ver weggestopt in de onbewuste krochten van zijn geheugen, of was het van zijn hart, en de vlinders die er ooit rondvlogen waren de versteende fossielen van een prehistorie geworden. Het archaïsch beeld van haar lippenstift kleurde in zijn herinnering met de daar eveneens opgeslagen beelden van de zangeres, die zelfs nog decennia na haar tragische dood als een biologisch mirakel zijn levensritme met haar stem had begeleid. Nee, hij liet zich nu daardoor niet van de wijs brengen, maar stapte resoluut de trap op naar de leeszaal. Zijn missie hier had immers een geheel andere reden dan de in de schachten van het verleden op afvalhopen zoekgeraakte liefdesbrieven die hij met afgekloven ballpoint wel geschreven, maar nooit verstuurd had.
In de leeszaal heerste onder het kille licht van de tl-buizen een serene stilte, slechts af en toe doorbroken doordat iemand over de krakende plankenvloer naar een tijdschriftenrek liep of door een lezer die al te enthousiast een bladzijde omsloeg. Zijn blik gleed over de wanden vol tijdschriften en kranten en na enig zoeken vond hij wat hij zocht. De papier geworden virtuele wereld die nu al maandenlang zijn beeldscherm had gevuld, en daarmee zijn leven, lag hier nu open en bloot zomaar ineens voor hem in de gedaante van een krantje. Lezen vanaf papier was een heel andere ervaring, maar al snel was hij eraan gewend door de vertrouwde woorden die hij ook hier tegenkwam. Magische, doch eigen geworden formules als 'antiglobalisten', 'voedingsadditieven' en het zojuist nog in zijn gedachten rondwarende 'identifikatieplicht' zorgden dat hij in deze vreemde omgeving toch snel thuis was. Door de krakende plankenvloer of het omslaan van een pagina liet hij zich al niet meer afleiden, en al spoedig vergat hij waar hij was. De woorden zoog hij op zoals een spin in zijn web een prooi leegzuigt, terwijl het web alweer vibreert met een volgende prooi. Pagina na pagina, blad na blad, tot zijn vingertoppen zwart werden. "We gaan dadelijk sluiten", klonk volkomen onverwacht een strenge stem vanuit een door hem al lang vergeten omgeving. Hij schrok op en zag dat om hem heen de Libelles, Der Spiegels, Consumentengidsen en andere lectuur werden dichtgevouwen en teruggezet in het rek. Met enig gestommel liep de leeszaal, letterlijk, leeg en toen hij langs de informatiebalie liep merkte hij op, onaangedaan maar toch, dat zij er al niet meer zat.

Duivelse maandag
De volgende dag bevond hij zich weer in de leeszaal, evenals alle dagen erna. De maandagen werden een ramp voor hem omdat de leeszaal gesloten was. Die dag bracht hij dan maar door met het herlezen van alle in het computergeheugen opgeslagen pagina's, maar het wachten tot dinsdag duurde lang. Uiteindelijk begreep hij dat het toch anders moest. Nee, dit was geen conclusie die hij aan het lezen had overgehouden, hoewel er al lezende vanuit vrijwel alle teksten luidkeels naar hem werd geroepen dat het allemaal anders moet, maar hier sprak meer een bijna dwangmatige biologische behoefte die ook wel 'verslaving' wordt genoemd. Omdat hij intussen wel wist wanneer de strenge stem het tijdstip van sluiting aankondigde had hij sinds enkele dagen juist voor het aanbreken van dat moment een paar van de krantjes onder zijn trui gestopt. In zijn tweekamerflatje aan de stadsrand begon een kleine verzameling, die dagelijks, behalve op die waarschijnlijk door de duivel ingestelde maandag, een paar centimeter groeide. En zo kon hij weer maanden vooruit. Overdag in de leeszaal en 's avonds met zijn fetisjistische schatten die de papieren intussen geworden waren in de inmiddels aangenaam geworden eenzaamheid van zijn woonruimte, die steeds meer aan leefbaarheid leek te winnen. Hij meende zich zelfs de gedachte te mogen permitteren dat hij het gevoel had gelukkig te zijn. Maar over de strijd tussen gedachten en gevoelens was hij nog weinig tegengekomen in de inmiddels zo vertrouwde lectuur. En daardoor had hij ook nog geen visioenen van het naderende onheil, zelfs niet toen hij onbewust had opgemerkt dat de rode lippenstift nu, geheel naar de mode, maar wat wist hij daarvan, door zwarte was vervangen en de stem van de zangeres, die voortdurend voor de achtergrondmuziek in zijn hoofd zorgde als bij een speelfilm, een Mozartiaans requiem leek te hebben ingezet.
Nadat hij monter de trap beklommen had, naar het vertrouwde plekje in de leeszaal liep en het triplex plankje optilde om een volgend stuk papier in de vorm van een krantje te pakken keek hij... in het niets. Een lege plank, grijswit geplastificeerd, links zag hij de blauwe omslag van de Internationale Spectator, rechts de kleurige kaften van Onze Wereld, maar daar tussenin, op de in de afgelopen maanden vertrouwd geworden plek, die hij op bijna bezitterige wijze als 'mijn plek' was gaan beschouwen, lag helemaal niets. Een paniek maakte zich van hem meester toen hij de trap afrende, de straat op, trottoirs over, zebrapaden, toeterende auto's, ontwijkende fietsers, tegenliggers, dwarsliggers, tegenstanders, opposanten, in zijn zak voelde hij de sleutelbos, vond het juiste stukje metaal, draaide het slot open en zakte op zijn al maanden niet verschoonde bed in elkaar.

Hoe lang hij daar gelegen had wist hij niet meer. De angstdromen stonden hem evenwel nog helder voor de geest. De rillingen in zijn gedachten die werden doorsneden met vlagen noordenwind en die hem deden huiveren, die de tranen op zijn wangen bevroren, bitterkoud. Hij zette de computer aan, wachtte tot de blauwe kilte van het scherm zijn kamer vulde en ging naar de vertrouwde site. Toetsencombinaties, pagina's die zich openden, maar zich op zijn commando ook snel weer sloten omdat hij de inhoud kende, opgeslagen in zijn geheugen. Vertrouwde woorden werden grauwe wolkenpartijen, vlammende linten boven een onstuimige zee, alles werd vaalpaars en in zijn kamer liepen verschijningen met brandende kruizen en roze radiumogen. Buiten explodeerden granaten als was er een woestijnoorlog gaande en toen hij uit het door duiven bevuilde keukenraam keek zag hij violette bergen die schemerden in een gloed van grijze stralen, een okerkleurige zee zwiepte hoge golven tegen de muur van het flatgebouw, op de plek waar de straat zich moest bevinden sidderde een elektrische rivier door het landschap zonder begroeiing.
Vanuit de diepste, zelfs door een Freud of Jung nog onbeschreven krochten van zijn onderbewustzijn, stegen klanken op die tegen de muren van zijn woonkamer reflecteerden en zich langzaam transformeerden tot meer samenhangende, doch daarom niet minder onbegrijpelijke woordbeelden. Ira... iraca... morbo.. undia.. bosa. Als in een toestand van hypnose pakte hij de stapel papieren op die zich de afgelopen maanden op de stoelzitting had opgehoopt. Het was een flinke stapel, die zeker wel tien kilo woog.

Een banaal einde
"Nooit zal het meer zo worden als het was," dacht hij somber terwijl hij de Bossche Markt overstak, "en nooit zal het meer zo worden zoals het zou moeten zijn", voegde hij er nog somberder aan toe. De ogen nog vierkant van het maandenlange staren naar de computermonitor zag hij nauwelijks de enkele voorbijganger die hem verwonderd aankeek. Vanonder de roodomrande pijnlijke oogleden zag hij slechts vaag de contouren van het stadhuis voor zich. "Het doel is in zicht," mompelde hij, terwijl hij met een laatste krachtsinspanning de stapel papier tegen zich aandrukte. Hij sjouwde zichzelf en de stapel papier de stenen trap naar het bordes van het Bossche stadhuis op. Op de Markt heerste intussen een doodse stilte, alsof er een vacuüm was ontstaan in het wereldbeeld. De stapel papier, intussen te zwaar geworden maar toch het doel bereikt, gleed onder zijn armen, waarvan de spieren een pijnlijke kramp aan hem doorgaven, vandaan en een slordige stapel spreidde zich uit over het bordes van het stadhuis. Met moeite rechtte hij zijn rug die tijdens de barre tocht met de stapel papier hierheen volkomen uit vorm was geraakt alsof een treurwilg jarenlang vanuit de zelfde windrichting geteisterd was door stormen. Met rechte rug en strakke blik keek hij uiteindelijk de Markt over en begon aan zijn toespraak. Een toespraak die hij nu al maanden had voorbereid en die doorspekt was met begrippen als 'imperialisme', 'kosmopolitisme', 'uitbuiting', 'oorlog', 'ongelijkheid'. Aan het einde kwamen begrippen als 'socialisme', 'naastenliefde', 'solidariteit'. Hij zuchtte diep en voor het laatst keek hij caleidoscopisch de Markt rond. Zag hij daar in de verte, voor de Hema, de Prediker niet als een Engel van het Laatste Oordeel? Toen bukte hij naar de slordige stapel papier op het bordes. Hij tastte in zijn jaszak naar de aansteker. Een vlammetje lichtte op in het avondduister. Het papier vatte snel vlam, evenals zijn oude winterjas, versleten tot de draad, maar nog steeds een dierbaar kledingstuk. Rook en vlammen omhulden hem. De zangeres in zijn hoofd zong een symfonie des doods, aanzwellend, in al haar eenzaamheid beklemmend en verpletterend, toen de beelden van zijn leven zich tot klanken vormden en de wegstervende stem werd verdrongen door de opdringerige geluiden van de eerste colporteurs: "Lees Kleintje Muurkrant 400!!! Nu verschenen!!!"

En dan nog dit...
Het bovenstaande is geschreven door een blanke, heterofiele, Nederlandse -doch niet nationalistische- man, die niet altijd politiek correct is, soms zelfs seksistisch of racistisch kan zijn, die lege batterijen gewoon in de vuilniszak gooit als dat zo uitkomt en een aantal keren per week dode dieren eet in combinatie met niet biologisch geteelde aardappelen of macaroni uit de supermarkt en dat ook nog lekker vindt. U bent gewaarschuwd!

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 400, 4 maart 2005