De Man Zonder Naam
Dit is een waargebeurd verhaal. Het is niet alleen bijzonder, maar ook exemplarisch. Het biedt ons een glimp van de dagelijkse realiteit van de vele mensen in Nederland die niet over de juiste papieren beschikken. Jawel, het zijn de fietsers zonder licht, de zwartrijders op de metro, de 'uitkeringsfraudeurs' die getalsmatig de voornaamste slachtoffers zijn van de toegenomen controlezucht van de politie en het overheidsapparaat. Het zijn echter de ongedocumenteerden die de ultieme prijs betalen: verblijf op de zorgvuldig verzegelde vierkante meters van de Nederlandse detentiecentra, object van willekeur, brandgevaar en een vergevorderde onmenselijkheid.
Zonder dat hij iets verkeerds had gedaan, werd M. op een morgen gearresteerd. Hij was op weg naar het Waterlooplein, waar hij keurig voor de paaltjes afstapte en te voet verder ging, misschien nog wat steppend op zijn trapper. Hij liep rustig door langs marktkramen, oude dozen en een groepje agenten. Het waren er drie. Een oudere agent, en twee hele jonge... Ze leken geeneens achttien te zijn, helemaal glad in het gezicht, alsof ze nog niet scheerden. De oudere agent gunde hem geen blik waardig. Maar één van de jongere agenten hield hem staande. "Ik zag u fietsen op het plein. U weet dat het niet toegestaan is om hier te fietsen. U zult een boete moeten gaan betalen" zei de agent geagiteerd. "Het spijt me, maar u zag het verkeerd", protesteert M. "Vanuit die afstand kon u dat niet eens zien. Ik fietste niet, ik was aan het steppen, en na tien meter ben ik afgestapt en gaan lopen." "Heeft u een legitimatiebewijs?" reageerde de frisse diender vlot. Vanaf dat moment wist M dat het allemaal fout zou lopen, omdat hij zijn legitimatiebewijs simpelweg niet zou laten zien. Als er nu echt sprake was van een misdaad, dacht M, dan kan ik heel goed begrijpen dat de politie mijn identiteit zou willen vaststellen. Maar als een politieman mij gewoon op de stoep ziet fietsen, dan kan een agent toch gewoon zeggen "meneer, het is niet toegestaan". Einde verhaal, ik ga, enigszins gepikeerd, gewoon lopend verder. M weigerde zijn ID te laten zien, vertelde dat hij een principieel tegenstander van de ID-wet was en nooit een identiteitsbewijs bij zich droeg (1). Maar de jonge agenten waren standvastig en niet voor M's rede vatbaar. Nu mengden de marktkooplui zich er ook in. Ze schreeuwden van achter hun kramen tegen de agenten dat het belachelijk was. De oudere agent, gesierd met een kroontje op zijn epaulet, moest nu wel toegeven, anders ging het gezag eraan. Het was net alsof ze het voor hem deden, om indruk te maken, alsof het hun eerste dag in de wijk was. Met duidelijke tegenzin nam de oudere agent de arrestatie op zich en vertelde M dat hij nu officieel gearresteerd was. In het politiebureau 'IJtunnel' wordt M vervolgens in het dagverblijf geplaatst, een vierkante betonnen ruimte. Kort daarvoor had hij kans gezien om ongemerkt een vriend te bellen. Zo'n twee uur later komen vrienden van M langs bij het bureau en bieden de politie aan om zijn boete te betalen, in ruil voor vrijlating. Een besnorde, nors kijkende agent antwoordde dat het toch niet zo simpel was, hij kon toch niet zomaar een boeteformulier uitschrijven zonder naam erop? Met enige moeite wisten zij nog wel een briefje voor M af te geven met de naam van zijn advocaat. Op een gegeven moment komt een man de cel van M in. "Ik ben uw advocaat", zei de man. Hij wilde graag de naam van M weten en wat er precies gebeurd was. "U kùnt niet mijn advocaat zijn, want mijn advocaat is Laura Janssen, van het bureau van Marc Wijngaarden op de Keizersgracht," zei M. "Ah, ik ken hem, ik ben zijn collega van hetzelfde kantoor." Er zijn niet veel mensen die denken dat Laura Janssen een mannennaam is, maar hier had M er toch eentje gevonden. "U kent hem niet", zei M. verwonderd, "want de advocate in kwestie is een vrouw". "U bent gewoon een piketadvocaat, of niet?" In een lichtelijk verslagen toon gaf de man uiteindelijk toe, waarna M hem op onbeleefde manier gelaste zich snel uit de voeten te maken (2). Het werd later en later. Zijn keel werd steeds droger en in zijn maag rommelde het. M kreeg geen voedsel en water. Toen ze hem bij aankomst naar zijn naam vroegen zei hij: "geen naam". "Ok, geen naam, geen eten" was het antwoord. "Geen naam, geen water." De politieagenten vonden dit blijkbaar zeer komisch, want ze bleven er grappen over maken. Rond twaalf uur arriveerde er een arrestantenbusje, dat M naar de vreemdelingenpolitie in Osdorp bracht. De omstandigheden bij de vreemdelingenpolitie waren niet veel beter. Het ergste, vond M, was dat je de hele dag alleen was, in een cel van 2 bij 2 meter. Er was een bed van 1m50 waarop M nauwelijks de slaap kon vatten, een wc, geen raam, en een in de grond verankerde stoel, die met een halve meter afstand op de betonnen muur uitkeek. Hij mocht niets op zijn kamer hebben, niet roken, geen kranten. De lunch bestond uit van dat papperige witte brood met chocoladehagel. Er was wel tv, met één kanaal: Discovery Channel. Het volume stond echter zo zacht dat M het van zijn bed niet kon horen; hij moest er recht voor gaan staan, maar dat was al snel vermoeiend. Op een nacht wordt M opeens gewekt. "Er is iemand voor u", hoort hij vanachter de deur. M, nog versuft van de slaap: "Oh, ja? Ok." Ze lieten hem een papiertje zien met een naam erop. Een Turkse naam. "Kent u hem?" "Nee." "Het is een Turkse naam." "Dat zie ik." "U kent hem niet?" "Nee." Waarop ze weer weggingen en de deur achter zich dicht trokken.
Een half uur per dag werden de gevangenen gelucht. De eerste dag dat M gelucht werd was er een half leeggelopen voetbal, waar mensen tegenaan trapten. De dag daarop was die er niet meer. Iedereen begon daarom maar een beetje tegen elkaar aan te praten. Een man op de luchtplaats wekte onmiddellijk de argwaan van M, zijn kleren waren een tikkeltje te schoon, hij was wel ongeschoren maar was gewoon niet zoals de andere gevangenen. M zei tegen de persoon naast hem: "Ik ben misschien een paranoïde persoon, maar dat is een politieagent, niet? Hij heeft zijn veters nog in. Echt niet dat je hier naar binnenkomt met je veters in." M liep op de persoon af en vroeg hem: "Zeg, jij bent een stille, of niet soms?" De man liep onmiddellijk naar de deur, drukte op de intercom en zei: "Ik wil naar binnen". De deur ging open en hij verdween. Deze gebeurtenissen sterkten M alleen maar in zijn overtuiging om zijn naam niet prijs te geven. Zes dagen waren verstreken. Hij verwachtte dat het ergste leed nu wel geleden was en dat ze hem elk ogenblik zouden vrijlaten. "Je gaat weg", zeiden ze tegen hem. Niet: "je bent vrij". Het klonk niet goed. "Waar brengen jullie me naartoe?", vroeg M. Toen hij eenmaal met vier of vijf anderen in de bus zat, werd duidelijk dat hij naar de detentieboten in Rotterdam gebracht werd. De boten, genaamd Bibby Stockholm en Reno, worden gezamenlijk gerund door de Dienst Justitiële Inrichtingen en een particuliere beveiligingsdienst. De manier waarop M behandeld werd bij zijn entree, gaf hem het gevoel dat hij aanbeland was in Guantanamo Bay. De paranoïde bewakers, de handboeien, de overdreven veiligheidsmaatregelen. Later hoorde M zelfs dat bewakers bij het fouilleren foto's maakten van de naakte gedetineerden, met hun mobieltje. M voelde zich de hoofdpersoon in een B-film, eentje over een gevangenisopstand, een uitbraak of iets dergelijks. Hij werd langs de luchtplaats geleid. Gedetineerden hingen in groepjes rond, gevormd naar afkomst: Arabieren, Latino's, Afrikanen. Iedereen kwam langs het hek staan om te staren naar de nieuwe aanwinsten. M liep verder en in wrange toon zei hij tegen zichzelf: "waar ben ik nu beland?" Hij werd door drie agenten begeleid naar een cel. Drie bij vier meter, met nog drie andere gevangenen, vier dus met M erbij. Een cel met tv, stapelbedden, een magnetron en niet veel meer. M had zijn eigen avondeten, dat hij kon opwarmen in de magnetron; de temperatuur veranderde, maar de kwaliteit van het voedsel niet. Het eten overdag was hem vertrouwd: wit brood met chocolade. Het grootste gedeelte van zijn tijd zat M opgesloten in zijn cel. Twee of drie keer per dag was er 'recreatie', waarbij de gevangenen heen en weer konden lopen in een nauwe corridor, sjoelen in de recreatieruimte of telefoonkaarten kopen. Er waren vier telefoons voor zo'n honderd gevangenen, één uur per dag. Telefoneren was een overlevingsstrijd voor mensen, hun enige uitweg. Ruzie was snel gemaakt. Telefoonkaarten laten brengen door vrienden was M niet toegestaan. Hij mocht ook geen kranten lezen, wel CNN kijken. "Waarom?", vroeg M. "Dat zijn de regels", zei de bewaker. "Maar wat is de logica achter de regels?" "Dat weten we niet." Toen hij een foto ophing in zijn cel, werd het de volgende dag weer weggehaald. "Waarom?" "Dat zijn de regels." Vreemd genoeg was roken in de cellen wel toegestaan. M vroeg een van de bewakers naar de brandveiligheid van de boot. De Schipholbrand was iets meer dan een jaar geleden. "We hebben nieuwe instructies", zei de man, "als er een brand is of het alarm gaat af, dan openen we de deuren en evacueren we iedereen, van het schip af." "Ok", zei M. Twee dagen later ging het brandalarm af. M was in de recreatieruimte, andere gedetineerden waren in hun cel. De bewakers kwamen aangehold, vergrendelden zo snel mogelijk alle deuren en verlieten rennend de boot. M bevond zich in de nu afgesloten recreatieruimte, gevangen achter een enorme hoeveelheid deuren, hekken en prikkeldraad en er was een brandalarm; in ieder geval rook, misschien wel een brand. Even dacht hij eraan wat het verhaal zou zijn dat de krantenkoppen zou gaan bepalen. "Alweer brand in vreemdelingengevangenis", "Drijvend inferno" met referenties naar "veel ongeïdentificeerde slachtoffers", of zoiets. De brand was redelijk onschuldig en snel geblust, maar in de dagen die volgden kon M zijn gedachten niet stopzetten. Zijn celgenoten die 's-nachts Eurosport keken, rokend, moe, die langzaam in slaap vielen... De gezondheid van M was niet zo best. Hij was nog steeds herstellende van een longontsteking van enkele maanden geleden en kreeg nu steeds meer last van pijn in zijn longen. Roken was een van de weinige toegestane fulltime activiteiten op de boot. Getergd door de onzekerheid van hun uitzetting, leidde het gevangenen ertoe zich massaal te ontwikkelen tot kettingrokers, wat de kwaliteit van de lucht in de boot niet echt ten goede kwam. Het was net een asbak.
Sommige van de gevangen vertelden M dat zij wel degelijk verblijfsvergunningen hadden, voor Frankrijk, Spanje of Duitsland. Zij waren woedend. Een Ghanees die zei al zes jaar legaal in Spanje te wonen, een Liberiaan die al vijf jaar in Hannover woonde en een zei daar asiel gekregen te hebben. Klaarblijkelijk werden deze mensen gewoon opgepakt op straat, veel noemden de Bijlmer, waar mensen met een donkere huidskleur op willekeurige plekken en tijdstippen gecontroleerd werden, en als ze hun papieren niet bij zich hebben, dan arriveerde je al snel in deze boot. Piketadvocaten stonden zeer slecht bekend. Anderen begrepen simpelweg hun advocaat niet. Een celgenoot van M kwam uit Ivoorkust, hij sprak alleen Frans, en kon daardoor met bijna niemand communiceren, begreep helemaal niet wat er aan de hand was. Hij werd af en toe gebeld door zijn advocaat, maar verstond niet wat deze hem vertelde. De rechtszaak van M zou nu snel plaatsvinden en hij had gesprekken met zijn advocatenkantoor. Deze vertelden hem echter dat hij nauwelijks een kans maakte als hij zijn identiteit niet openbaar maakte. "In gevallen die enigszins vergelijkbaar zijn met die van u, zult u daar minimaal 6 maanden worden vastgehouden en misschien wel een jaar. Het komt erop neer dat u weinig kans heeft om te winnen." Na zes dagen wordt hij plotseling om 7 uur 's-ochtends gewekt. Hij werd overgeplaatst naar de naastgelegen boot, de Bibby Stockholm, groter en moderner dan de Reno... De kleine boot had twee secties met elk 50 man, het leek erop dat hier mensen kort werden vastgehouden waarvan men nog niet wist, wat met ze te doen. De grotere boot bestond uit zoveel secties dat M niet goed kon schatten hoeveel mensen er werden vastgehouden. Hij werd eerst naar een cel gebracht met zes Russen. Een cel kleiner dan acht bij vier, zonder een enkel raam en de Russen rookten alsof hun leven ervan afhing. Een verziekte lucht van ongewassen lichamen, oude sokken en sigarettenrook kwam M tegemoet terwijl de cel voor hem werd geopend. Tot op dat moment had M zich altijd vrij soepel opgesteld, maar nu weigerde hij resoluut om naar binnen te gaan. Na enige discussie bleek er zowaar een niet-rokers vleugel te bestaan. Het contrast met de vorige cel was groot. Bij het betreden van de ruimte vroegen twee moslimmannen M zijn schoenen uit te doen. Het was de schoonste ruimte die M op de boten had gezien. Niet veel later werd duidelijk waarom. Een groepje mannen kwam de cel in, en begon voorbereidingen te treffen voor een gebed. De cel was een moskee, dè moskee van de boot: vijf keer per dag kwam een groep serieuze moslimmannen binnen om zich te wassen en te bidden. Het regime op de grote boot was soepeler, slechts twee uur per dag werden mensen opgesloten in hun cel, de rest van de tijd konden M en andere gevangenen vrij heen en weer lopen, op de gang. "Wilt u dat ik wegga?", vroeg M, toen de moslims hun gebed begonnen. "U kunt ook met ons bidden, als u wilt..." "Nou... ok, waarom ook niet." M werd uitgelegd hoe te bidden, hoe zich te wassen en de rituele handelingen te verrichten. Hij begon te bidden met de mannen; deze waren natuurlijk zeer geënthousiasmeerd door de culturele integratie die zich onder hun ogen voltrok. Hij was direct een gerespecteerd lid van de lokale moslimbroederschap. Tegelijkertijd betekende zijn lidmaatschap een zekere status op de boot. Jonge moslims, twintigers, zeer gelovig, bereid om voor elkaar in te staan; niemand op de boot die hen iets in de weg legde. De groepsband maakte hen sterker, door bewakers en gedetineerden werd de groep met een zeker respect en afstandelijkheid behandeld. Het leven van M op de boot werd er opeens een stuk makkelijker op.
Op een dag kwam de imam langs voor een persoonlijk gesprek met M. "Ben ik nu eigenlijk moslim, of is er een inwijdingsritueel?" "Nee, nee. U bent nu een moslim." "Is het geen probleem dat ik niet besneden ben?" "Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken, dat kan later altijd nog." De dag nadat hij naar de moskee verhuisde, had M zijn rechtszaak. Dit hadden althans twee vrienden hem verteld op een bezoekuur, maar niemand op de boot kon het bevestigen. Met wat moeite kon hij gesprekstijd op een telefoon bemachtigen om zijn advocaat te bereiken. "U heeft uw rechtszaak op donderdag om 12.15. Bereidt u erop voor dat u gaat verliezen, en denk erover na wat u gaat doen, want waarschijnlijk krijgt u twaalf maanden." M hoeft niet lang na te denken, zijn longen hadden de beslissing al gemaakt. Hij regelde dat zijn advocaat, in het geval dat hij de rechtszaak zou verliezen, zijn paspoort zou tonen. Ze zouden gedwongen zijn om hem per direct vrij te laten, zijn persoonlijke VIP-pas, een Europees paspoort, zou zijn gevangenschap per direct beëindigen. Vijf minuten voor zijn rechtszaak begint, komt M het justitiegebouw binnen. De chauffeur van de bus wist niet waar hij naartoe moest en had hem vijf uur lang rondgereden langs andere locaties. Hij zag bleek, in de spiegel van de wc keek hem een gezicht aan, dat het zijne toch niet kon zijn. Hij had vlekken en verkleuringen op zijn gezicht, van het slechte eten waarschijnlijk. De rechter bleek sympathiek, een vrouwelijke rechter. M hield een gloedvol betoog, om duidelijk te maken waarom hij zijn ID niet wilde tonen. De vele lichtcontroles, de scooter en autocontroles, het zijn allemaal middelen om de persoonlijke controle op stedelingen op te voeren. Het gaat ze niet om de boete - die van M. wilden vrienden wel betalen - het is een obsessie met het vergaren van informatie, met het checken op illegalen. Het is een inbreuk op onze mensenrechten, het recht op privacy. M vermoedde dat de rechter weinig keuzes had, dat ze het niet kon maken om hem vrij te spreken. Iemand ongestraft laten die weigert om zijn papieren te laten zien, dat zou toch teveel een precedent creëren. De volgende middag, terug in Rotterdam, hoort M dat hij vrijgelaten wordt. Zijn advocaat had zijn paspoort getoond. Om acht uur 's-avonds werd hij op het treinstation afgezet, zonder kaartje, met zijn plastic tas. De broederschap was overtuigd dat zijn gebeden verhoord waren. "Het is de helpende hand van Allah!". M had geen behoefte hen teleur te stellen en zweeg wijselijk over het ene stukje papier dat hem onderscheidde van alle anderen.
Dit stuk is geschreven op basis van een interview. Het gebeuren vond plaats eind december 2006. Het interview is in originele vorm te lezen op www.flexmens.org en heeft als bijlage het Paroolartikel van 30 december 2006 "Activist al 14 dagen als illegaal op bajesboot". Interview en bewerking: Merijn Oudenampsen en Thijs Vissia. Voor meer informatie over de bajesboten, zie het dossier detentieboot van VrijNederland:
www.vn.nl Voor meer informatie over de ID-plicht zie www.id-nee.nl
noten:
1. Misschien is het hier gepast te vertellen dat M. niet in Nederland geboren is, en een gebroken Nederlands spreekt. Laten we het er voorlopig maar bij houden dat M. een EU-burger is en bovendien blank en blond, dus eventuele uiterlijke kenmerken spelen in het verhaal niet echt een rol.
2. Het advocatenbureau van M was woedend toen ze het verhaal hoorden. Zij vroegen het nog na bij de politie, wie toch die piketadvocaat had kunnen zijn die dienst had op die dag. Maar de politie zei simpelweg dat er die dag geen piketadvocaat op het bureau aanwezig was. Dan moet het een politie agent zijn geweest, dacht M.'s advocaat. Maar M was daar niet zo zeker van. Het was een type met de verkeerde fysiek, de verkeerde lichaamstaal, de kleren die hij aanhad, alles aan hem wees M erop dat dit geen politieman kon zijn. De assistente die hij bij zich had was te goed gekleed, te formeel en beleefd om een politievrouw te kunnen zijn. Ze gingen bovendien de hele middag langs de cellen in het bureau. M snapte niet waarom de politie het ontkende.
Dit bericht is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 424, 14 juni 2007