Skip to main content
  • Archivaris
  • 414

Pleidooi voor 't basisinkomen

Er was eens een groots volk dat geloofde dat de waarde van hun beschaving kwam door hun speciale relatie met de zon. Ze maakten de zon tot hun god en zochten voorspoed en geluk in het verkrijgen van gunstige voorwaarden voor hun oogsten door te proberen hun god zo goed mogelijk te behagen.

door Jan van Knippenberg

Mogelijk per toeval kregen ze 't idee dat de zon mensenbloed nodig had als een teken van dankbaarheid en loyaliteit. Langzaam aan werden de menselijke offers geaccepteerd als de hoogste vorm van eerbetoon die ze hun god konden geven. De priesters selecteerden de sterkste jongens en mooiste meisjes uit en leiden ze naar het stenen altaar, waar hun hart uit hun nog levende lichaam werd gerukt. Iedereen die dacht dat dit een dwaling was werd gestraft. Natuurlijk leek er waarheid te zitten in deze walgelijke praktijken en eeuwenlang groeide en bloeide deze beschaving. Ze geloofden dat dit succes betekende dat hun begrip van de realiteit correct was en het alleen maar een kwestie van nog meer offers was om nog meer te bereiken. Perfect logisch! In feite werden alle andere ideeën om het succes van hun beschaving te verklaren beschouwd als zijnde irrationeel en niet logisch. We hebben het hier over de Azteken van het oude Mexico. Tegenwoordig zien we deze ideeën als wreed, slecht en het resultaat van een foute denkwijze gebaseerd op verkeerde aannamen. En toch werd met deze ideeën een machtige beschaving opgebouwd en onderhouden, werden er grote meesterwerken geproduceerd en belangrijke landbouwkundige vooruitgang geboekt, irrigatie ontwikkeld. Stabiele regeringen en wettelijke systemen waren succesrijk en motiveerden legers vele individuen om hun levens op te offeren om deze ideeën te verspreiden in de buurlanden.

Wat is onze Zonnegod? Welke foute ideeën hebben wij aangenomen? Ik wil hieronder aantonen dat het concept "werkethiek" ("arbeidsethos") onze religie is geworden aan wie we onze jongeren opofferen. Middels een overdreven verering om aan de vooruitgang van onze beschaving te werken. Opvoeding, welke toch als belangrijkste functie had het ontwikkelen van redenering en verstandelijke vermogens, is omgebogen naar een beroepstraining om de god van het werk te voeden. Onze religie is "werk", onze god "winst", geld is ons geloof en diegenen onder ons die hiervan momenteel profiteren zijn leden van de Kerk. Onze hogepriesters zijn de rijken, onze politiekers en al degenen die profiteren van loonstijgingen of rentenieren. De hel is de armoede aan wie we wel een aalmoes willen geven maar die we verder ontwijken als een besmettelijke plaag. Werklozen en andere niet-werkenden worden misprezen en uitgesloten van de maatschappij.
Ik zie deze wereld, die een grote overproduktie kent, als een wereld met onvoorstelbare weelde en gezondheid. Ik vind hier de meest gruwelijke ideeën verkondigd. Het concept dat iedereen zou moeten werken. Dat werk het individu bepaalt en wie niet werken wil of niet kan werken gestraft moet worden. Opgeofferd, geboycot en gemarginaliseert. Zelfs nu dat onze fabrieken, onze boerderijen, onze mijnen en wouden grote overvloeden produceren. Meer dan genoeg voor ons allen. Natuurlijk werkt iedereen, maar wat echt gewaardeerd wordt is 'betaald werk'. Werk dat gedaan wordt voor winst en dat in stand gehouden wordt door een systeem van uitwisseling van goederen en diensten: de markteconomie. Huiswerk, denkend werk, schoolwerk, probleem oplossend werk, poetswerk, het opvoeden van kinderen en spirituele praktijken worden niet beschouwd als werk. Omdat er geen winst vloeit wordt dit soort werk niet beschouwd als werk.
Iedereen werkt! Het leven zelf kan gezien worden als werken, we eten, we slapen, we dansen en praten, we zijn constant betrokken in activiteiten van lichaam en geest en toch worden in onze maatschappij alleen bepaalde activiteiten beschouwd als werk - de rest wordt niet gewaardeerd. Als maatschappij hebben we besloten dat alleen zeer beperkte activiteiten beloond kunnen worden met de uitwisseling van de illusie die we allemaal kiezen te geloven: "geld". Geld dat ons binnenleid in een realiteit van valse waarden.

Dit is onze zonnegod, hij heet winst. De priesters zijn degenen die in gods welbehagen reflecteren. We zijn allen volgelingen omdat zij ons overtuigd hebben dat we zonder werk en verantwoordelijkheid niet deel kunnen nemen aan de schare uitverkorenen. Dat we gebrekkig zijn wat betreft ambitie, energie of vaardigheden. In feite zijn we zo hulpeloos geworden dat het zinloos is om ons trachten te helpen. Het lijkt beter de harde natuurlessen van de priesters te gehoorzamen, de rug tegen de muur te zetten en te leren zelfvoorzienend te worden of ten onder te gaan. Als we hun handicaps negeren zullen ze stijgen, het zal pijn doen, maar beter dat dan een gedeelte van onze productiviteit weggeven.
Dit is onze Zonnegod, hij heet winst. En onze priesters zijn diegenen die loontrekkend zijn, produkten verkopen of promoten om winst te maken. En zo waarderen we een hele range van activiteiten gebaseerd op de aanname dat ze goed zijn omdat ze winst opleveren. We bepalen waarde, niet gebaseerd op de realiteit van deugden maar op de exploitatie van die mogelijkheden. Ik zal twee kleine voorbeelden geven:

* Ik zit hier te schrijven samen met mijn echtgenote met wie ik twee kinderen heb, van 8 en 11. Ze zijn slim, creatief, gezond en prettig in de omgang. Mijn vriendin en ik hebben het merendeel van ons leven in het ontwikkelen van deze karaktertrekken geïnvesteerd. Op dit ogenblik zijn ze in de woonkamer aan het dansen op muziek van de Spice Girls en ze hebben een prettige tijd. Mijn vriendin stopt en vraagt of ik al geluisterd heb naar de woorden van het liedje ik moet toegeven van niet. "Het gaat alleen maar over seks en fuck en rock en roll" zegt ze en het vulgaire van de taal schokt haar. Waarom is deze muziek voor onze kinderen gemaakt? Deze muziek is er alleen maar omdat de zanggroep, de platenmaatschappij en de verkopers nooit hebben stilgestaan bij de woorden van deze liederen, nooit hebben stilgestaan bij de impact die deze liederen op onze kinderen zou kunnen hebben. Ze willen ze alleen maar inpakken en er winst mee maken. Elk van de mannen in de toelevering ervan, in de produktieketen en distributie zijn dit aan het doen omdat het een handelsartikel is dat geproduceerd wordt om er winst mee te maken voor henzelf of voor de firma waar ze voor werken. Als mijn 11 jarige dochter ernaar benieuwd wordt en gaat experimenteren met seks, een kind krijgt en dergelijke, dan zullen zij geen enkele verantwoordelijkheid opnemen voor het vernietigen van deze jonge vrouw.

* Wanneer ik op een vrije dag over onze wegen rij, zie ik bij het merendeel van de huizen mooie rechte stukken gazon liggen. Als golfterreinen, kaarsrecht en mooi onderhouden. Als ik dan die gazonmaaiers zie, met alles erop en eraan, dan vraag ik me af hoe duur zij zijn? Waarom geeft onze beschaving zoveel geld uit aan gazonmaaiers en de brandstof ervoor. Aan zo iets onproductiefs als het onderhouden van een gazon? Ik veronderstel dat het is omdat de commercie ons wil laten geloven dat een goed onderhouden gazon een teken van rijkdom, welzijn en cultuur is. En natuurlijk omdat het opbrengst betekent voor een groep mensen die deze illusie in stand willen houden. Ze creëren die machines voor hun eigen voordeel, onafhankelijk van de grotere effecten die dit heeft zoals het gebruik van brandstofreserves, omgevingsvervuiling, en het gebruik van zeldzame mineralen die essentieel konden zijn voor toekomstige generaties. Niet denkende aan de energie nodig om te delven, te smelten en het verplaatsen van al die grondstoffen nodig voor de productie ervan. Al deze goede redenen om géén goed onderhouden gazon te hebben worden genegeerd voor het winstbejag. Die redenen worden niet alleen grondig genegeerd, er is een opzettelijke poging om die bedenkingen belachelijk te maken als vijanden van volledige werkgelegenheid (de arbeidsethos) en een gezonde economie (voor winst, het equivalent van de oogsten van de Azteken). En als de oogsten slecht zijn - sorry - de winsten afnemen wordt het tijd een zondebok te vinden. En dat zijn diegenen die buiten de religie van het geld zitten, de armen, de luien en al diegenen die om een of andere reden niet willen lof betuigen aan of eer brengen aan de religie van het werk.

Zo, nu komen we eindelijk aan de essentie van deze bijdrage. Als ik en andere gelijkdenkenden spreken van het idee van een basisinkomen voor iedereen zodat we alle armoede kunnen elimineren, zorgen voor echte welzijn en een herverdeling van de rijkdom, kortom het verschuiven van menselijke activiteiten naar kanalen die niet langer gericht zijn op het verkrijgen van winst; krijgen we te maken met een curieuze vreemde en sterke weerstand van al degenen die nu profijt hebben in deze maatschappij door betaald werk of andere winstgevende zaken te doen, zoals zelfs vakbonden, ziekenkassen, arbeidsbureaus en banken. Achter hun doelstellingen ligt het idee dat iedereen moet werken en dat iedereen dan kan profiteren en omdat het voor hun werkt, onafhankelijk of en hoe ze het persoonlijk ervaren door teveel stress en dergelijke, het wordt voorgesteld en opgelegd als de oplossing voor iedereen en elke ander oplossing wordt beschouwd als ondenkbaar.

Het idee van een basisinkomen voor iedereen roept scherpe weerstand op bij al degenen die werken en eraan verdienen dat anderen gaan werken. Het eerste bezwaar was dat diegenen die een basisinkomen zouden ontvangen niet meer wilden gaan werken, en ook niet meer gaan werken. Het is een directe reactie, gebaseerd op hun ervaring van het overbelast zijn door meer dan hun echte aandeel te geven, en tot een zekere hoogte hebben ze gelijk. Ten tweede is werk zo stressvol geworden, zo intensief allesoverheersend en veeleisend dat de gedachte alleen al aan het geven van geld aan niet werkenden, als een grote onrechtvaardigheid wordt voorgesteld. Dit zijn sommige van de basisreacties die met grote zekerheid komen van hun perceptie door eigen ervaringen, en gesprekken met collega's en andere redeneringen van algemeen volkse aard.

In feite zijn deze reacties zeer sterk, ze vormen een echte obstructie voor het beginnen te denken aan echte (revolutionaire) vernieuwingen. De aannames die deze werkers aanhalen lijken zo rationeel, zo waar, zo evident dat de vraag om ze ter discussie te stellen absurd lijkt. Niet eens te overwegen. De arbeiders, nu geworden tot een middenklasse, de meerderheid van de bevolking, wisselen al hun tijd en vaardigheden voor het verkrijgen van geld. Waarvan ze maar nooit genoeg schijnen te kunnen krijgen. Om aan al de wensen die de maatschappij hen aanbied via advertenties en nieuwe technieken, en om al de mogelijke beschikbaarheid van hun bestedingen tegemoet te komen hebben ze zelfs tijd te kort. En, terwijl ze plichtsgetrouw en plichtsbewust elke morgen uit hun bed stappen en zich voorbereiden op hun werk, zijn ze zich er wel van bewust dat er anderen zijn die niet de discipline van een vaste werkplaats kennen, van wie ze aannemen dat die blijven liggen en zich overgeven aan drugs, alkohol, sex en andere plezierige bezigheden waarvan de werker zich ontzegt ziet door het nemen van zijn verantwoordelijkheden - die ze oh zo serieus nemen - ze zijn zo onmisbaar, terwijl ze zien dat anderen dat niet doen.

Is dit de waarheid? Ja zeggen ze hierop, zonder verder na te denken. Zonder verder onderzoek te doen naar de echte werkelijkheid, geen studie te maken van de geldstromen, de staatseconomie en de effekten van de staatsschuld, de verschillende belastingstelsels voor de herverdeling van het algemeen welzijn of het zorgen voor de burgerlijke gelijkheid en de waarde van sommige politieke beslissingen wordt dit als de waarheid vooropgesteld. En, omdat er enige achtergrond in hun aannames is, wordt al snel gegeneraliseerd dat al deze aannames waar zijn. Sterke elementen in de maatschappij en de media ondersteunen die denkwijzen, denk maar aan de banken en de vakbonden. Het christelijke arbeidsethos van de protestanten, de concepten van zelfvoorziening van de meer politiek rechtsen, het succesimago als beloning voor hard werken, de media die verhalen geven van de moeilijkheden van de armen, die het zichzelf aandoen. En daar is inderdaad een kleine hoeveelheid armen die verwachten dat anderen hen moeten onderhouden en die misbruik maken van de hulp die hen gratis gegeven wordt.

Er zijn sterke culturele waarheden zoals het balanceren van de staatsbudgetten, het onderhouden van het sociale zekerheidsstelsel die een argument geven voor het ontkennen van gelijk welke herverdeling van de weelde naar de lagere delen van onze samenleving. Er is het concept dat iedereen een verantwoordelijkheid heeft die hij moet opnemen om voor zich en de zijnen te zorgen. Het gevoel dat helpen alleen maar meer afhankelijkheid creëert totdat het algemeen wordt. Het geloof dat wat ik verdien, ik ook zou moeten krijgen om te behouden omdat het het produkt van mijn werk is, dat ook nog eens voor vijftig procent onterecht belast wordt en van mij, de producent ervan wordt afgenomen. Het geloof dat bedrijven lagere belastingen zouden moeten betalen omdat ze werk verschaffen. Het evolutie-principe van de natuurlijke wereld dat ook in de economie de gezondsten, de sterksten en de slimsten verdienen om te overleven. Dan zullen we nog maar niet praten over degenen die een vermogen hebben (geërfd) en dit zeker niet belast willen zien.

Het is zo dat de grote meerderheid van de arbeiders met sommige of al deze waarheden overeenstemmen zoals zij die ondervinden, beslissingen nemen om hun denkbeelden niet te herzien, niet te investeren in het ter discussie stellen van een nieuwe en totaal verschillende manier van denken. De conventionele antwoorden zijn zo gemakkelijk, zo zeker gelooft door de meesten alsof het een bijbels dogma is, een religie en de vraagstelling alleen al heeft een aspect van ketterij, godslastering over zich. Waarom zouden we beginnen vragen te stellen over wat iedereen al kent als de enige echte waarheid? Zeker wanneer daar een klaarblijkelijke zekerheid achter al deze redeneringen zit. En dat natuurlijk, is de echte reden om dit ter discussie te stellen, om vast te stellen wat waar is en wat is niet.

Wat is dan de waarheid ? Het zou natuurlijk zeer geruststellend werken als ik die kon uitschrijven en simpel al de afwijkingen kon opstellen. Ik verzeker U dat ik niet over die capaciteiten beschik. Wat ik wel kan aangeven is sommige van mijn vragen en mogelijke antwoorden zonder echter het predicaat te hebben dat ze de enige waarheid zijn. Welke vraag zou ik kunnen stellen waar de hele wereldbevolking voor 99,99 procent mee eens zou zijn ? Het antwoord zou evident uit deze vraag naar voren komen, omdat ik denk dat de vraag belangrijker is dan het antwoord. Mijn vraag zou zijn: "Zou U niet willen dat U het meest mogelijke weelde zou hebben en toch aan andere mensen voldoende overlaten om ook al hun behoeften en verlangens te vervullen?"

De wereld heeft een bevolking van zes (6) miljard mensen en 0,01 procent (één honderdste) ervan is een kleine hoeveelheid en toch is dat al 60 miljoen. Ik ben optimist genoeg om te geloven dat iedereen behalve deze 60 miljoen ja zal antwoorden op die vraag. Dit brengt mij tot een andere vraag. Welk systeem zouden we moeten bedenken dat niemand tekort zou doen, iedereen zou aansporen (behalve die 60 miljoen) en iedereen een Basisinkomen gaf, genoeg om zich te voeden, te beschermen, te verzorgen en de kansen te geven, als ze dit wensten om al hun verlangens te volgen?

Mijn antwoord is simpel: "Beknot rijkdom!"

Een onvoorwaardelijk Basisinkomen zou een basis geven aan alle volken van alle landen en een limiet aan de rijkdom zou een plafond geven op de persoonlijke verwerving van teveel vermogen. Maar wacht, was de eerste vraag niet "meest mogelijke weelde hebben en kregen we niet direct ja als antwoord hierop? Natuurlijk, iedereen is 't hier mee eens. Nu, laten we even stilstaan bij de relatie tussen "hebben" en "gebruiken". Want ik denk dat we ermee kunnen instemmen dat "hebben" wat we niet "gebruiken" niet nodig zou zijn. Dus als we erover eens zijn dat hebben en gebruiken gelijk mogen zijn komen we aan de volgende vraag "Hoeveel, in termen van weelde, kunnen we gebruiken?"
Nu komen we tot de kern van mijn redenering. Hoe kunnen we toestaan dat de meest getalenteerde, de meest hebzuchtigen, de meest creatieven, de meest ondernemenden onder ons gemotiveerd genoeg blijven om te presteren tot het maximum van hun kunnen? Ik geloof dat het antwoord hierop is een bepaald bedrag als plafond voor vermogens te nemen dat ver boven de behoeften van wat één persoon kan gebruiken in termen van goederen en diensten ligt. Laat mij een getal noemen dat ik zelf in gedachte had bij het begin van dit onderzoek. Het is 500 miljoen frank.

Ik definieer welzijn als de marktevaluatie van een goed of dienst of eigendom of geld dat een persoon kan beheren of gebruiken. Zo een iemand kan een eigendom hebben van 50 miljoen, een boot van 100 miljoen, een vliegtuig van 300 miljoen en 50 miljoen frank in geld of andere waarden en persoonlijke bezittingen in huis hebben en zeker 99.99 procent van ons zou accoord zijn dat dit voldoende is voor iedereen - onafhankelijk van persoonlijke prestaties of succes. Wat gebeurt er dan met het surplus, het bedrag boven de 500 miljoen? Het zou moeten worden teruggestort naar de staat voor herverdeling via een onvoorwaardelijk Basisinkomen voor iedereen.

Er is een andere uitbreiding die ik wil toevoegen aan deze oplossing en dat is dat alle vennootschappen zouden worden beperkt tot 500 miljoen winst per jaar zodat die instellingen die overmatig winst maken zoals banken en andere grote holdings hun surplus terugstorten in de vraag zijde- liever dan de in de aanbod zijde in een wijze van balanceren van het economische systeem. Het verschil tussen individuen en ondernemingen is dat voor individuen hun waarde is gemeten in "elke waar of dienst of geld waarvan zij het gebruik hebben" terwijl bij die ondernemingen het is toegepast op winst. Voor beide vergelijkingen zou een jaarlijkse evaluatie opgesteld worden. Het zou kunnen leiden tot een situatie waarbij een individu die zijn totale waarde zou hebben teruggebracht tot 450 miljoen door een consumptie van 50 miljoen in staat moeten gesteld worden zich in te zetten om die 50 miljoen terug te verdienen in de volgende jaren.

In feite, zou dit ook een grote verandering brengen in het concept van de aandeelhouders, hun rijkdom en (ondemocratische, onevenredige) macht. Bijvoorbeeld, de limiet van 500 miljoen zou een zware dividendrestrictie leggen op elke onderneming die teveel aandelen heeft uitgebracht en op de actuele waarde en macht van de vennootschappen.
Tussen een vaste belastingaanslag en het aftoppen van het surplus zou de economie van het Basisinkomen niet de normale aanslag overstijgen en waarschijnlijk zou het totaal bedrag verminderen dat nu door iedereen wordt betaald aan belasting. Terwijl een systeem wordt gecreëerd dat een plafond en een vloer heeft die aanvaardbaar is voor 99.99 procent van de bevolking. Als een tweede effect zal het de mogelijkheid geven om de vraagzijde van de economie met geld aan te vullen zonder de accumulatie te beperken in enige mate.

Zo, dit is mijn antwoord op al degenen die beledigd zouden kunnen zijn door het concept van een onvoorwaardelijk Basisinkomen. Als onderdeel van onze evaluatie als soort, als ras, als nationaliteit, als groep en als individu geloof ik dat het mogelijk is alle voordelen van het huidige welvaartssysteem dat we in het verleden hebben gecreëerd te behouden en met een kleine aanpassing (goed bevonden door 99,99 procent van alle mensen) de levenskwaliteit van allen te verbeteren en dit tot nadeel van niemand.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 414, 16 juni 2006