Ongezien in Cochabamba
In 't Boliviaanse Cochabamba wonen de rijken in het Noorden en de armen in het Zuiden. Ook het leven in het centrum van de stad weerspiegelt deze scheiding. De open markt, naar het quechua cancha genoemd, behoort tot het Zuiden waar de zon heer en meester is.
door Theo Roncken
Na tien uur 's avonds verplaatst de bedrijvigheid zich naar de Calle Espana (waar een pilsje een dollar kost) en hogerop naar de Prado, waar de rijkeluiskinderen, onder geel lantaarnlicht geïmporteerde whisky drinken op de klanken van een autoradio. Een heus leger van minderjarige snoepverkopers, dampende sjaslikroosters en hamburgerkraampjes op wielen geeft deze Westers geïnspireerde maskerade haar plaatselijke tint. Zelfs de McDonalds kon niet tegen zoveel werkelijke vrije markt op en heeft onlangs, na drie jaar, haar hoofdvesting op de Prado steen voor steen weer afgebroken.
Tegen zonsondergang komen ook de jongeren in actie die al vele jaren onder de brug tegenover de vormalige McDonalds vertoeven. In het begin zorgde hun aanwezigheid in dit noordelijk stukje centrum nog wel eens voor spanningen omdat ze hun overlevingsstrategieën vooral uit gemakzucht veelal loslieten op wandelaars die bij het oversteken van de rivier niet goed op hun spullen letten. Tegenwoordig houden ze zich uit eigenbelang aan hun afspraken met de wijkpolitie, die niettegenstaande het ongenaakbare gezicht van de Boliviaanse drugsoorlog, ook het handeltje in pitillos -sigaretten van cocaïnepasta- met rust laat.
Ongeveer twee kilometer naar het zuiden ligt, als een blinde vlek in het publiekelijk aangeklaagde zenuwpunt van de kleine criminaliteit, de heuvel van de Coronilla. Hier huizen, ondanks de periodieke razzia's, lijmsnuivende straatkinderen die de overwegend religieuze opvanghuizen weer eens ontvlucht zijn. Evenals in veel andere Latijns-Amerikaanse steden lopen ze pas in het oog zodra "men" hen als een ongemak of een bedreiging ervaart. Sommigen vinden 's nachts een solidair onderkomen in één van de drie gevangenissen die zich binnen een straal van 200 meter van de Coronilla bevinden: de San Antonio naar het oosten, juist achter het busstation, de San Sebastian Varones (mannen) en -Mujeres (vrouwen) aan de noordelijke voet van de heuvel, met aan de voorkant een parkje waar, ingesloten tussen vier straten doorgaand verkeer, overdag altijd wel kinderen spelen.
Dit is één van de plazas die in de ruim negen jaar dat ik hier woon de renovaties stuk voor stuk is misgelopen. Manfred, de populaire ex-burgermeester van Cochabamba en leider van de vandaag-de-dag éénnagrootste oppositiepartij van het land, deed zijn best op de modelparken waar op zondagen inderdaad honderden families hun afleiding vinden. Maar voor de kinderen van de San Sebastian vormen de verschoten banken en een handvol hardnekkige plukjes gras het beste alternatief voor de drukte die de binnenplaats van de gevangenis vrijwel nooit verlaat.
De straatkinderen zijn niet de enige minderjarigen die in de gevangenis slapen. En Bolivia is zeker niet het enige land ter wereld waar kinderen permanent in de gevangenis wonen. De manier waarop dit gebeurt is echter uniek. Op de eerste plaats omdat (in Cochabamba) negentig procent van de gevangenen afkomstig is van het platteland. Ongeveer eenzelfde deel is opgepakt op beschuldiging van betrokkenheid bij de kleine productie cq. handel in cocaïne of marihuana, die steeds vaker familiegebeuren zijn. Het is niet ongewoon dat van een gezin zowel de man als de vrouw vast zitten. En net als in de meeste andere handeltjes maken ook de kinderen er meestal deel van uit, al worden ze uitgesloten van strafvervolging.
Ten tweede ben je in Bolivia als gevangene verantwoordelijk voor je eigen inkomen. En, wanneer je kostwinner bent, voor dat van je gezin. Als je er geld voor hebt koop of huur je een cel, water en licht, een werkplek, WC-papier, enzovoorts. Heb je niets, dan slaap je op de binnenplaats of ben je aangewezen op de solidariteit van een mede-gevangene of op de aandacht van één van de particuliere, humanitaire organisaties. De overheid heeft dit soort verantwoordelijkheden vanouds grotendeels aan het eigen initiatief overgelaten. Als meest ingrijpende gevolg van deze schone handen politiek zijn in het verleden hele gezinnen haast vanzelfsprekend bij de gevangen vader of moeder gaan inwonen.
In 1996 en 1997 maakte ik hier, samen met collega's en een aantal gevangenen, een aantal snapshots van. Met pen en papier, cassetterecorders en tenslotte ook een videocamera, bezochten we een tiental gevangenissen met de vraag hoe de bewoners zelf tegen hun gezinsleven aan kijken. De antwoorden waren niet éénduidig maar wel eerlijk en verfrissend. Veel van de internos gaven aan dat het dagelijks contact met hun gezin vooral hen zelf ten goede kwam. Er is hier geen beleid voor herintreding in de samenleving. Onze vrouwen en kinderen zijn onze ogen en oren en zorgen er voor dat we er nooit echt buiten staan, aldus één van de gevangenen. Dit is slechts ten dele waar. Ook al is het leven binnen de gevangenismuren van de San Antonio of de San Sebastian, met hun etenskraampjes, kleine nijverheid en zelfs een hotelservice, haast een exacte afspiegeling van het gebeuren in een drukke stadswijk, toen we onze film buiten de gevangenismuren lieten zien bleek dat deze wereld voor veel Bolivianen helemaal niet bestaat. Het is opnieuw een blinde vlek, op een steenworp afstand van de Coronilla. En voor vrijwel al deze buitenstaanders is het een schande zonder nuances dat er kinderen in de gevangenis wonen.
Aan dit thema wijd ik graag een volgende aflevering van 'Groen Gras'. Maar eerst, beste lezers en lezeressen, ben ik benieuwd naar jullie ongecensureerde mening. Het is inmiddels acht jaar geleden dat ik begon te judoën met groepen kinderen uit de bovengenoemde gevangenissen. Vandaag de dag doe ik dat samen met twee andere leraren en dit jaar willen we deze specifieke ervaring aan een serieuze evaluatie onderwerpen. Hierin worden we financiëel bijgestaan door de Nederlandse Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO). In dit kader stel ik jullie deze keer via 'Groen Gras' een vraag: "wat vind je/vindt u er van dat (in Bolivia) kinderen in de gevangenis wonen"? Antwoorden graag naar
(Dit stukje is afkomstig uit "Groen Gras", de electronische nieuwsbrief van Theo Roncken. Gestart als geïllustreerde verhalen uit Nicaragua, komt 'Groen Gras' in deze dagen uit Bolivia. Mocht je Groen Gras willen ontvangen, stuur dan even een berichtje naar
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 376, 21 februari 2003