is het RIOD wel aan een nieuwe oorlog toe?
Dat geschiedschrijving iets heel anders is dan de geschiedenis, blijkt wel weer eens naar aanleiding van de opdracht die de regering aan het Rijks Instituut voor Oorlogs Dokumentatie heeft gegeven om de val van Srebrenica te onderzoeken. Eigenlijk is het volstrekt onmogelijk wat de regering van het RIOD verlangt. Want hoe kan men in Den Haag verwachten dat er aan geschiedschrijving wordt gedaan als het RIOD geen inzage krijgt in allerlei geheime informatie, bijvoorbeeld met betrekking tot de invasie door Bosnische Serviërs van de moslim enclave in juli 1995?
Het is duidelijk dat de regering het RIOD op deze manier aanzet tot geschiedvervalsing, want een kind begrijpt dat de rol van de Nederlandse VN militairen in Joegoslavië op deze manier heel anders de geschiedenis in zal gaan, dan met de werkelijkheid overeenkomt. De Nederlandse regering lijkt niet blij te zijn met deze geheime informatie, want anders zou er geen reden zijn om deze niet aan het RIOD te geven. Men durft het zelfs aan om een term als 'staatsveiligheid' te gebruiken, als argument om dit niet te doen. Het lijkt wel of de tijden van de koude oorlog herleven. Alleen is het de vraag wie in dit geval de vijand is waar de natie zoveel van te vrezen heeft. Misschien is de regering die vijand zelf wel, want het heeft er veel van weg dat het argument staatsveiligheid gebruikt wordt om te voorkomen dat er al te veel openbaar wordt over de dubieuze omstandigheden rond de val van Srebrenica. Er bestaat immers nog altijd veel onduidelijkheid over de rol die de Nederlandse VN-militairen ten aanzien van de val van Srebrenica hebben gespeeld. Het heeft er echter veel van weg dat de Nederlandse legerleiding ten tijde van deze gebeurtenissen niet de meest briljante beslissingen heeft genomen. En dan zijn er nog de geruchten. Zo zouden Nederlandse militairen in Srebrenica geprobeerd hebben om kinderen in mijnenvelden te lokken, door middel van aanmaakblokjes met aardbeienjam. Waar deze geruchten vandaan kwamen is altijd onduidelijk gebleven. Minister van defensie Voorhoeve stelde weliswaar dat deze verhalen nergens op gebaseerd waren, maar heeft aan de andere kant nooit afdoende kunnen verklaren hoe ze zijn ontstaan. Is het mogelijk dat dergelijke incidenten wel degelijk zijn voorgevallen en dat deze thans deel uitmaken van de 'geheime informatie' die de regering als het even kan liever niet in de geschiedschrijving opgenomen ziet worden?
Als men bij het RIOD geen inzage krijgt in essentiële doch geheime informatie, dan ziet het er naar uit dat men daar voor een zware taak staat als het gaat om een onderzoek naar de omstandigheden rond de val van Srebrenica. Nu heeft dat instituut het sowieso al niet zo gemakkelijk. Het is zelfs de vraag of het RIOD wel al toe is aan het documenteren van een nieuwe oorlog. In de geschiedschrijving die er door het RIOD naar de Tweede Wereldoorlog is gedaan bevinden zich immers nog altijd zoveel gebreken, dat het er veel op lijkt dat men daar nog lang niet met deze oorlog klaar is.
Maar goed: de wereld kan moeilijk wachten met oorlog voeren tot het RIOD klaar is met de geschiedschrijving van de tweede wereldoorlog. De stapel bij de mannen en vrouwen van meneer Blom op dee Amsterdamse Herengracht, wordt er echter alleen maar hoger door. En of het allemaal nog niet erg genoeg is, blijkt de regering nu ook nog eens onbereidwillig te zijn als het om het verstrekken van geheime informatie over Srebrenica gaat. Die factoren lijken bij elkaar opgeteld niet echt een geschiedschrijving te garanderen, die boven iedere twijfel verheven is.
Niet zelden kennen gebreken in het werk van officiële historici echter grote gevolgen, vooral waar het oorlogsdokumentatie betreft. Het valt bijvoorbeeld nooit uit te sluiten dat de steken die historici laten vallen, later worden aangegrepen voor het verdedigen van verwerpelijke politieke stellingen. Een propagandistische context is dan ook in het verleden vaak het uiteindelijke lot geworden van een gebrekkige geschiedschrijving. Om dit te voorkomen is het zonder meer noodzakelijk dat historici hun werk zo zuiver mogelijk kunnen uitvoeren. Ook wanneer dat betekent dat er kwesties in de geschiedschrijving worden opgenomen die de regering liever niet onder ogen ziet, zoals nu met sommige aspecten rond de val van Srebrenica het geval lijkt te zijn.
Peter Edel (10 november 1996)
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 303, november 1996