Skip to main content
  • Archivaris
  • 321

50 jaar Israël en een dagvaarding

Op maandagen ben ik sowieso niet erg gesteld, maar die van 9 maart jl. was wel helemaal raak. Voor dat ik goed en wel wakker was had ik al een uiterst pijnlijke tandartsbehandeling achter de rug, terwijl later de crematie van een oude kennis volgde. Het kon niet op die maandag. Tot overmaat van ramp werd er een dagvaarding bezorgd, waaruit bleek dat ik op donderdag 9 april bij de politierechter moest verschijnen naar aanleiding van mijn artikel Kanttekeningen bij herdenking in het tijdschrift Ravage van 3 mei 1996. Aangezien het ondertussen al weer twee jaar geleden is dat dit artikel werd gepubliceerd, was bij mij zo langzamerhand de indruk ontstaan dat het er niet meer van zou komen. De justitiële raderen draaien in mijn geval blijkbaar erg langzaam.
Toch zou het naar aanleiding van de dagvaarding, niet tot een proces komen op 9 april. Althans nog niet. Want de politierechter besloot dat deze kwestie voor hem te ingewikkeld was en verwees mijn zaak door naar de meervoudige strafkamer. Voor degenen die niet volledig zijn ingewijd in ons rechtssysteem: dit houdt in dat ik nu niet terecht sta als iemand die een relatief eenvoudig vergrijp heeft begaan, zoals een verkeersovertreding of een winkeldiefstal. In plaats daarvan heb ik nu promotie gemaakt naar het justitiële niveau waar meer gecompliceerde en ernstige zaken, zoals moorden en bankovervallen, worden behandeld. Het is niet leuk om te ervaren dat ik als crimineel wordt afgebeeld, naar aanleiding van het schrijven van een artikel. Maar als dat dan toch gebeurd, is het in ieder geval goed om te weten dat ik als zodanig serieus wordt genomen. Op het moment dat ik dit schrijf is het overigens nog onduidelijk wanneer de zitting in de meervoudige strafkamer plaats gaat vinden. Ik zou er niet van op kijken als het weer maanden gaat duren.
De aanklacht aan mijn adres, zowel als dat van Ravage, werd bij justitie ingediend door dhr. Naftaniël van het 'Centrum Informatie en Dokumentatie Israël' (CIDI) en andere betrokkenen van deze organisatie. In de dagvaarding stond dat ik hen zou hebben aangerand. Ik weet dat het hier juridisch taalgebruik betreft, maar ik blijf het een onsmakelijke gedachte vinden....... Maar goed, de term aanranding komt er op neer dat Dhr. Naftaniël en de zijnen, zich beledigd hebben getoond naar aanleiding van een zijdelingse passage in het artikel, zoals twee jaar geleden in Ravage verschenen is. Daarin heb ik geschreven dat de joodse, pro Israëlische, belangenorganisatie 'The Anti Defamation League of B'nai B'rith' contact onderhoudt met de Ku Klux Klan. Volgens dhr. Naftaniël wist ik dat dit een leugen was en heb ik daarmee zowel hem, als de B'nai B'rith broederschap (waarvan hij lid is), moedwillig beledigd. Met de vanzelfsprekendheid waarmee hij er vanuit gaan dat mijn beweringen op leugens zijn gebaseerd, doet hij bijna voorkomen alsof zijn mening gelijk staat aan de wet in dit land. Toch beschik ik wel degelijk over bronnen, waarin de relaties van joodse organisaties met extreem rechts in de VS worden beschreven. Ook de contacten tussen ADL/B'nai B'rith en de KKK komen daarin naar voren. Ik heb mijn bronnen werkelijk tot in het absurde nagetrokken om ze op hun betrouwbaarheid te controleren. Naar aanleiding hiervan ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn bronnen zeker kritisch staan ten opzichte van Israël en pro Israëlische organisaties, zoals ADL/B'nai B'rith. Maar ook heb ik geconstateerd dat het antisemitisme, zoals dat in de Tweede Wereldoorlog voor zoveel verschrikkingen heeft gezorgd, hier geen enkele rol speelt. Op basis van het door mij uitgevoerde bronnenonderzoek, vind ik dat ik zorgvuldig genoeg te werk ben gegaan om aan ieder journalistiek criterium te kunnen voldoen.
Tegenover de beweringen van mijn bronnen staat de mening van dhr. Naftaniël, die in dit alles zoals bekend niets anders dan leugens ziet. Voor deze gelegenheid wilde ik de rollen eens omdraaien en een poging doen om de beweegredenen en achtergronden van de klagende partij in deze kwestie te analyseren.

Dhr. Naftaniël is directeur van het CIDI, een organisatie met verschillende doelstellingen. Het bestrijden van antisemitisme is één van die doelstellingen, terwijl ook het tegen gaan van racisme en discriminatie in het algemeen, door het CIDI wordt nagestreefd. Maar, zoals de naam van deze organisatie al aangeeft, kent het CIDI nog een andere doelstelling en dat is zowel het verstrekken van informatie over Israël, als het aanvallen van tegen dit land gerichte uitlatingen. CIDI directeur Naftaniël heeft zich bij talloze gelegenheden een onvoorwaardelijk pleitbezorger van de Israëlische zaak getoond. Hier beginnen voor mij de problemen, want zijn loyaliteit ten aanzien van dat land, staat mijns inziens haaks op één der uitgangspunten van het CIDI, namelijk om discriminatie in het algemeen te bestrijden. Dat laatste wordt wat moeilijk aangezien Israël sinds haar ontstaan is gebaseerd op een racistisch systeem ten aanzien van niet-joden in het algemeen en de Palestijnse bevolking in het bijzonder. Dhr. Naftaniël zal ook deze opmerking waarschijnlijk als anti Israëlische (en daarmee in zijn ogen tegelijk ook antisemitische) propaganda van de hand wijzen. Maar wat kan ik anders maken van een land dat in haar wetgeving verschil maakt tussen joden en niet-joden ten aanzien van het martelen van gevangenen. Dat laatste gebeurd in Israël nooit bij joden, doch frequent bij niet-joden. Bovendien ben ik lang niet de enige die van mening is dat racisme een wezenlijk aspect van Israël vormt. Ook de Verenigde Naties hebben het zionisme in 1975 veroordeeld als een vorm van racisme, al zou de resolutie waarin dit werd bepaald later weer zijn ingetrokken. Hoe ver het Israëlische racisme gaat ten aanzien van Palestijnen staat verder uitermate treffend beschreven in Jewish History, Jewish Religion, the Weight of Three Thousand Years van de door mij zeer gewaardeerde Israëlische mensenrechtenactivist Israël Shahak. Een bespreking van dit boek is eveneens te vinden op de Internet pagina's van Kleintje Muurkrant.
Het Israëlische racisme, ten aanzien van niet-joden, heeft er toe bijgedragen dat zionisten na de oprichting van Israël iets van zichzelf begonnen te herkennen in het apartheidsregime in Zuid Afrika. Op zich was dat niet zo vreemd, want beide landen waren door hun racistische systemen geïsoleerd geraakt van de omringende landen. Op basis van soortgelijke ervaringen in dit verband ontstond in de jaren zeventig een toenadering tussen Israël en Zuid Afrika, waarbij achteraf vooral de samenwerking op het gebied van nucleaire bewapening in opspraak is gekomen. Iets minder bekend is dat Israël ook van dienst is geweest bij het omzeilen van de olieboycot, toen die tegen Zuid Afrika van kracht was. Het apartheidsbewind van Zuid Afrika was niet het enige extreem rechtse regime in de wereld waar Israël mee heeft samen gewerkt. De joodse staat heeft tevens zonder enige terughoudendheid wapens geleverd aan militaire dictaturen in Midden-en Zuid Amerika, landen waar de mensenrechten zonder uitzondering grof werden (en worden) geschonden. Ook ten aanzien van de bewapening van de ultra rechtse Contra's, die in de jaren 80 de Nicaraguaanse Sandinisten ten val wilden brengen, heeft Israël een rol gespeeld.
Dhr. Naftaniël heeft het over leugens gehad met betrekking tot het artikel, zoals dat twee jaar geleden van mijn hand in Ravage werd gepubliceerd. In zijn uitlatingen wekte hij de indruk dat ik geen grotere onzin had kunnen bedenken. Maar is mijn veronderstelling over contacten tussen pro Israëlische organisaties met extreem rechts werkelijk zo onrealistisch, als Israël zelf heeft samengewerkt met verschillende extreem rechtse regimes? Het lijkt me zeker niet uitgesloten te kunnen worden dat organisaties die aan Israël zijn verbonden, de lijn volgen die door de Israëlische regering wordt aangegeven, ook als dat contacten met extreem rechts betreft. Begrijp me goed, de contacten van Israël met extreem rechtse regimes bewijzen op zich zelf natuurlijk nog niets ten aanzien van de door mij beschreven contacten tussen pro Israëlische organisaties met extreem rechts. Aan de andere kant heeft het punt dat Israël geen wezenlijke bezwaren tegen dergelijke banden blijkt te hebben, voor mij wel meegespeeld in de overweging om aanwijzingen, in de richting van contacten tussen ADL/B'nai B'rith en de KKK, niet per definitie van de hand te wijzen.
Toevallig heeft de door het CIDI ingediende strafklacht, in verband met mijn artikel in Ravage, de kop op gestoken aan de vooravond van het vijftig jarig bestaan van Israël. Het is de vraag of er in dit verband veel te vieren valt. Maar laat ik beginnen met op te merken dat ik niets heb tegen de vestiging van joodse mensen in Israël. Zij zijn in mijn opinie vrij om zich te vestigen waar ze maar willen. Als ze in Oeganda of Madagascar terecht waren gekomen (er zijn ooit plannen in die richting geweest), had ik het ook prachtig gevonden, d.w.z. als dat was wat ze wilden. Iedereen mag wat mij betreft overal wonen, want de aarde is van de mensen, alle mensen. Dat geldt voor joodse mensen in Palestina even zeer als voor Eskimo's, wanneer die zich eventueel in de Gobi woestijn zouden willen vestigen.
Dhr. Naftaniël zal hier onherroepelijk wijzen op de historische rechten van het joodse volk op Israël, maar feitelijk genomen is dat argument erg zwak. Om te beginnen waren de Israëlieten helemaal niet de eerste bewoners van Palestina. Dat waren de Kanaänieten, die vervolgens werden uitgemoord om plaats te bieden aan de Israëlitische stammen, die oorspronkelijk afkomstig waren uit Mesopotamië. Als de jaren van Egyptisch en Babylonisch en Romeins bestuur wordt afgetrokken van het aantal jaren waarin de Israëlieten in de Oud-Testamentische periode aan Israël waren verbonden, dan blijft er niet meer dan 600 jaar over waarin zij echt over dit gebied heersten. Zowel Egyptenaren, Babyloniërs, als Romeinen voerden langer bestuur over Palestina dan de Israëlitische stammen. Op historische basis kent Israël dus weinig bestaansrecht, al bestaan er natuurlijk nog andere argumenten in dit verband. Eén daarvan is het Bijbelse beginsel waarin de Israëlieten aanvankelijk door God waren uitverkoren boven andere volken in de wereld, om over dit gebied te heersen. Daardoor zouden zij ook nu nog altijd speciale rechten hebben ten aanzien van het Palestijnse grondgebied. Ik geloof er niet in, maar zelfs als men aan dit soort religieuze bla bla wel geloof hecht, dan valt hier nog wel iets tegen in te brengen. Zo zijn er in Israël Rabbijnen die er van uit gaan dat het joodse volk het recht op een eigen land in Palestina hebben verspeeld, omdat zij in het verleden ongehoorzaam aan God zijn geweest. Zoals eerder opgemerkt: ik hecht geen waarde aan dit soort religieuze argumenten, maar het geeft wel aan dat het bestaansrecht van Israël op allerlei manieren onderuit te halen valt.
Verder meen ik dat er voldoende aanwijzingen zijn om vraagtekens te plaatsen bij het algemeen geldende uitgangspunt dat alles wat tegenwoordig als joods wordt aangemerkt, afkomstig is van de oorspronkelijk Israëlitische stammen en daarmee uit het gebied dat tegenwoordig weer Israël genoemd wordt. Volgens The The Thirteenth Tribe van de Britse schrijver Arthur Koestler kennen de Oost Europese Ashkenaziem (d.w.z. verreweg de meeste joden) hun oorsprong in het Khazarenvolk, zoals dat tegen het einde van het eerste millennium in het gebied tussen de Kaspische en de Zwarte Zee leefde. Dit volk zou destijds pas joods zijn geworden en had niets te maken met de Israëlitische stammen die in de Oud-Testamentische tijd in Israël leefden. Sterker nog: volgens Koestler (die zelf van joods Hongaarse oorsprong was) stamden de Khazaren niet eens af van Sem, de zoon van Noach die beschouwd wordt als de stamvader der Israëlieten. In plaats daarvan kenden de Khazaren volgens Koestler hun oorsprong in Japhet, een andere zoon van Noach. Dat laatste plaatst nogal wat vraagtekens bij het begrip antisemitisme, want dat kan op de meerderheid van het joodse volk dus nooit van toepassing zijn, als we Koestler mogen geloven. De Khazaren bekeerden zich volgens hem tot het Judaïsme, omdat hun koning de religieuze systemen 'van het boek' wat prestigieuzer vond dan het heidense geloofssysteem zoals dat voor die tijd door de Khazaren werd aangehangen. De keuze viel volgens Koestler vooral op het Judaïsme, omdat het Khazarenrijk alleen langs deze weg kon ontkomen aan inlijving door christelijke en islamitische buurlanden. Daarnaast heeft Koestler het in dit verband met de beslissing van de Koning der Khazaren over een aantal joodse adviseurs gehad, die eerder al op diens hof aanwezig waren.
Ten aanzien van de religieuze belevenis van de Ashkenaziem verandert de visie van Koestler volgens mij niets. Het judaïsme is immers geen ras, maar een geloof en dat kan m.i. ook aangehangen worden door hen die geen voorouders in het Oud-Testamentische Israël kennen (men kan per slot van rekening ook joods worden, ook al is dat niet eenvoudig). De genetische opvolging die in het joodse geloof zo centraal staat, komt hier natuurlijk wel danig door in het gedrang. En dat doet de zionistische pretenties ten aanzien van rechten op Israëlisch grondgebied ook niet veel goed.

Gezien de wankele historische basis is het niet vreemd dat het bestaansrecht van Israël sinds het uitroepen van de joodse staat grotendeels aan elkaar heeft gehangen van leugens en bedrog, terwijl moord en vooral (veel) geld, eveneens een belangrijke rol hebben gespeeld. Dat was al zo tijdens het prilste begin van Israël. De joodse staat werd toen mogelijk gemaakt door resolutie 181 van de Verenigde Naties. Het is de vraag of deze resolutie ook geaccepteerd was geweest, als er geen druk op de VN was uitgeoefend door de Amerikaanse president Truman, die op zijn beurt vet werd betaald door de pro Israëlische lobby in de VS. Ook resolutie 181 legde Israël echter naast zich neer, toen dit land zich niet hield aan het door de VN toegezegde grondgebied. In plaats daarvan ging Israël al vrij snel over tot het bezetten van nieuwe gebieden, die door de VN aan de Palestijnen waren voorbehouden. Het was niet zo zeer de vestiging van joodse mensen in de door de VN aan hen toegezegde gebieden, als wel de daarop volgende Israëlische politiek van uitbreiding, waardoor vijf Arabische legers in 1948 een aanval op Israël openden. Hoewel deze oorlog maar al te vaak wordt afgebeeld als een directe aanval op het bestaansrecht van Israël, vond de confrontatie nooit plaats op de gedeelten van Palestina die door de VN aan het joodse volk waren toegezegd. In plaats daarvan hadden de Arabieren het in 1948 voorzien op de gebieden die pas nadien door Israël werden geannexeerd. Het resultaat van de oorlog, die volgde op de Arabische aanval, was dat Israël zijn territorium nog verder wist uit te breiden. Ook de oorlogen van 1967,1973 en 1982 hadden tot gevolg dat Israël alleen nog maar meer gebied in handen kreeg.
Met de bezette gebieden heeft Israël een sterke troef in handen gekregen, die in het laatste decennium uiterst efficiënt wordt uitgespeeld in de onderhandelingen met de Palestijnen en de rest van de Arabische wereld. Dit heeft er toe bijgedragen dat Israël ten tijde van het vijftigjarig bestaan, een verre gaande mate van hegemonie over het gehele Midden Oosten in handen heeft gekregen. Daardoor kan in deze regio vrijwel niets gebeuren zonder dat dit door Israël wordt gedoogd. Het kernarsenaal, waarover Israël sinds de jaren zestig beschikt, is hierbij van niet geringe betekenis. Maar er zijn nog andere factoren waardoor Israël een stevige greep op de omringende regio heeft kunnen krijgen. Dat veel Arabische landen ondertussen voor een deel afhankelijk zijn geworden van de handel met Israël (die ondanks de officieel geldende boycot al tientallen jaren plaats vindt), speelt hierbij bijvoorbeeld evenmin een niet onbelangrijke rol. De belangen van veel Arabische landen zijn daardoor ondertussen zo nauw verbonden geraakt met die van Israël, dat een aanval op de joodse staat uit deze richting niet echt meer te verwachten valt. Door zowel militaire, als economische factoren, zijn er ondertussen nog maar weinig Arabische landen die zich verzetten tegen de machtspositie die Israël in de Midden Oosten regio heeft gekregen. Alleen Iran kan nog genoemd worden als een volwaardige opponent van Israël. Deze fundamentalistisch islamitische staat wordt door Israël als de grote vijand beschouwd. Dat Iran zich momenteel ontwikkelt tot een tweede kernmacht in de regio, is hierbij van betekenis. Een kernwapen in de handen van Iran, wordt door Israël als een directe aantasting van de bereikte hegemonie gezien. De joodse staat heeft in de laatste jaren alles in het werk gezet om een coalitie met andere landen tegen Iran te vormen. Het (inderdaad) verwerpelijke karakter van het moslim fundamentalisme wordt daarbij als argument gebruikt. Israëlische diplomaten zoeken in dit verband niet alleen toenadering tot Europese landen en de VS. Uit publicaties in de Israëlische pers blijkt dat de leiders van dit land, in een verbond tegen Iran, zelfs een samenwerking met Irak niet uitsluiten. Dergelijke voorbereidingen wekken de indruk dat Israël in de toekomst tot een aanval op Iran zou kunnen komen, om haar hegemonie te doen gelden. Een dergelijke onderneming kan, gezien de kernarsenalen van beide landen, alleen maar tot desastreuze gevolgen leiden, dat moge duidelijk zijn. Ondanks het zeker niet fijnzinnige karakter van de islam in Iran, is het dan ook te hopen dat de haviken in de Israëlische regering in bedwang kunnen worden gehouden.

Dat Israël zich in de loop der jaren een uitbreidingspolitiek heeft kunnen veroorloven, zoals door de internationale gemeenschap van geen ander land wordt getollereerd heeft verschillende oorzaken. De zionistische leiders grijpen bij voorkeur naar de historische jodenvervolgingen, om de Israëlische politiek van uitbreiding te kunnen verdedigen. Het vernietingsgkamp Auschwitz heeft hierbij een centrale betekenis gekregen. De zionistische leiders hebben de wereld er, aan de hand van de gruwelen die hier door de nazi's zijn begaan, van weten te overtuigen dat het bestaan van Israël de enige garantie is tegen soortgelijke anti-joodse vervolgingen in de toekomst. Alleen de 'ijzeren muur' (om een uitdrukking te gebruiken van de invloedrijke zionist Wladimir Jabotinsky), die Israël via de bezette gebieden om zich heen heeft opgetrokken, kan er voor zorgen dat joden veilig kunnen leven. Het isolement waarin Israëlische joden op deze manier terecht zijn gekomen, doet in veel opzichten denken aan de manier waarop joodse mensen vroeger in ghetto's van de maatschappij waren afgezonderd. Toen droegen de Rabbijnen er zorg voor dat hun achterban zo min mogelijk binnen de niet-joodse wereld integreerde. Dit isolement was vanzelfsprekend in de eerste plaats een gevolg van de anti-joodse vervolgingen, maar tegelijkertijd konden ook de Rabbijnen zich hier wel in vinden. Door contacten van hun achterban met niet-joden waar dat mogelijk was te verbieden, konden zij ongestoord hun macht blijven uitoefenen. De Rabbijnen werden pas in hun macht aangetast toen er ruim 200 jaar geleden een aantal joodse hervormingsinititatieven begonnen te ontstaan. Daarmee kwam een einde aan het volledige isolement, waarin joodse mensen zich onder druk van hun religieuze elite tot op dat moment hadden bevonden. De joodse hervormingsbeweging zorgde er voor dat joodse mensen zich steeds sterker binnen de niet-joodse facetten van de samenleving begonnen te manifesteren. Deze ontwikkeling kende in de periode voor de Tweede Wereldoorlog een hoogtepunt. In Nederland was dit destijds bijvoorbeeld goed te zien aan de toename van het aantal joodse mensen in publieke functies.
De hervormingsbeweging was in de periode die vooraf ging aan de Tweede Wereldoorlog echter niet de enige ontwikkeling binnen de internationale joodse gemeenschap. Eind vorige eeuw kwam daar het zionisme bij. De ideeën achter het zionisme weken in ruime mate af van de doelstellingen die de joodse hervormingsbeweging zich had gesteld. Waar de emancipatie onder joodse mensen er toe had geleid dat joodse mensen zich steeds sterker binnen de niet-joodse samenleving begonnen integreren, daar streefde het zionisme juist naar een terugkeer van het isolement, zoals dat voor de joodse hervormingsbeweging had bestaan. Het zionisme ontwikkelde zich daarmee haaks op de emancipatie van Europese joden. Zo kon het uiteindelijk gebeuren dat joodse Duitsers in de jaren 30 niet te winnen waren voor de plannen van de zionisten, omdat zij zich op dat moment sterker Duits dan joods voelden. Ook toen Hitler aan de macht was gekomen gaven in Duitsland woonachtige joodse mensen er nog de voorkeur om in Duitsland te blijven. De woestijn aan de Middellandse Zee, die de zionisten hen voorspiegelden, trok hen ondanks alle religieuze motieven niet erg aan. Zij voelden zich in hun oorsprong eerder met Duitsland verbonden. Veel joodse mannen waren er bijvoorbeeld trots op dat zij gedurende de Eerste Wereldoorlog voor Duitsland hadden gevochten.
Het is duidelijk dat de zionisten er zonder de Holocaust nooit in waren geslaagd om tot de verbeelding van zoveel joodse mensen te spreken. In het denkbeeldige geval dat Hitler niet aan de macht was gekomen, had de tendens tot joodse emancipatie wellicht op de lange duur gewonnen van het zionisme. Het joodse volk was dan in zijn geheel binnen de samenleving geïntegreerd geraakt. De Holocaust, en vervolgens het uitroepen van de staat Israël, hebben er echter voor gezorgd dat het zover niet is gekomen. De tendens waarin joodse mensen binnen de niet-joodse wereld integreerden, werd door deze twee gebeurtenissen een gedeeltelijk halt toegeroepen. Een tweedeling binnen het joodse volk was het gevolg. Het goede nieuws is hierbij dat de hervormingsontwikkeling, zoals die sinds 200 jaar geleden op gang was gekomen, ook na de oorlog voortgang vond. Daardoor zijn veel joodse mensen er in geslaagd om de laatste sporen van het isolement weg te nemen waarin hun voorouders zich bevonden. Hun integratie is ondertussen zo ver gevorderd, dat zij de algemene tendens tot ontkerking volgen, zoals die in de westerse samenleving waarneembaar is. Daardoor hebben veel joodse mensen ondertussen afstand genomen van de religieuze beginselen van het joodse geloof. Eén gevolg daarvan is dat zij zich alleen nog in cultureel opzicht als joods beschouwen en dat religieuze joden een minderheid zijn geworden. Een ander gevolg van de integratie van joodse mensen, binnen de niet joodse samenleving waarin zij leven, is dat zij zelden of nooit meer het doelwit zijn van uitingen van antisemitisme. Racisme is tegenwoordig dan ook vooral iets dat betrekking heeft op niet-Europese vluchtelingen of gastarbeiders.
Met het voorafgaande wordt sterk de indruk gewekt dat integratie en secularisatie van joodse mensen efficiënter is, ten aanzien van het voorkomen van anti-joodse vervolgingen, dan het historische joodse isolement zoals dat binnen het tegenwoordige Israël eens te meer gestalte heeft gekregen. In veel opzichten lijkt de joodse staat door dit isolement op het ultieme joodse ghetto uit vroeger tijden. Zoals ik eerder al schreef is het joodse isolement in het verleden vaak het gevolg is geweest van anti-joodse vervolgingen. Het ontstaan van Israël, dat volgde na de Holocaust, past geheel in dit patroon. Maar het joodse element isolement werkt twee kanten op. Want het is aan de andere kant juist de afzondering van joden uit het maatschappelijk proces, die niet los kan worden gezien van het ontstaan van antisemitische tendensen. Ook dat laatste is in de ontwikkelingen rond Israël waarneembaar. Het isolement dat aan dit land ten grondslag ligt, heeft daar geleid tot een racisme ten aanzien van niet-joden. Dar racisme is zulke proporties aan gaan nemen dat anti-joodse gevoelens als gevolg hiervan niet uit konden blijven. Om deze reden is het de vraag of het bestaan van Israël op de lange duur wel gezien kan worden als een garantie voor de veiligheid van joodse mensen tegeen anti-joodse vervolgingen, zoals dhr. Naftaniël dat onderschrijft. Volgens mij heeft de praktijk aangetoond dat integratie van joodse mensen binnen de samenleving, in dit verband meer perspectieven biedt. Het argument dat alleen Israël in de toekomst een garantie kan bieden tegen de vervolging van joodse mensen en om die reden dus bestaansrecht heeft, is in mijn opinie dus zeker niet geheel waterdicht.

Het argument van de historische jodenvervolgingen (en het daaraan verbonden isolement), als rechtvaardiging van de staat Israël, heeft er toe geleid dat tegenstanders van de Israëlische uitbreidingspolitiek, door militante zionisten worden beschouwd als antisemieten. Zonder dat deze beschuldiging in veel gevallen gerechtvaardigd is krijgen critici van de Israël buitenlandse politiek niet zelden de gehele Holocaust in de schoenen geschoven, door fanatieke aanhangers van de joodse staat. Dat laatste is wel zeer nadrukkelijk gebeurd met de Palestijnse bevolking. Hun verzet tegen de bezetting van Palestina is door zionisten maar al te vaak op één lijn geplaatst met het antisemitisme dat het nationaal-socialisme kenmerkte. Toch gaat die vergelijking op geen enkele manier op. Moslims kenden immers geen enkele betrokkenheid bij de Holocaust. Voordat Israël ontstond woonden er bovendien al tijden lang joodse mensen in Palestina, zonder dat dit tot de confrontaties leidde die we tegenwoordig kennen. En er zijn in de geschiedenis wel meer punten te noemen waar joden en moslims in betrekkelijke vrede naast elkaar leefden. Dat laatste blijkt ook uit de Talmoed. Daar bestaat veel meer consideratie tegenover moslims, dan ten aanzien van christenen. Als de joodse mensen naar Palestina waren gekomen als gast, en niet als bezetters, dan was het waarschijnlijk allemaal heel anders gelopen. Maar zoals het nu gegaan is, hebben de Palestijnen alle recht om tegen Israël aan te kijken als een bezetter, zonder daarmee gelijk met de nazi's vergeleken te worden.

Een andere reden waarom Israël haar expansiedrift ongestoord voor het oog van de wereld kan botvieren, heeft te maken met de rol van de pro Israëlische groeperingen binnen het Amerikaanse establishment. De invloed binnen de Amerikaanse politiek heeft er al talloze malen toe geleid dat kritische resoluties van de VN ten aanzien van de Israëlische uitbreidingspolitiek, door de regering van de VS werden getorpedeerd. Daarnaast zorgt de Amerikaanse pro Israëlische lobby er voor dat er jaarlijks enorme bedragen vanuit de VS naar Israël blijven vloeien. Een uitzonderlijk groot gedeelte van de buitenlandse uitgaven van de VS heeft daardoor betrekking op Israël (en dat voor een land met maar vijf miljoen inwoners). Israël is in verregaande mate afhankelijk van financiën uit de VS en daarom is de pro-Israëlische lobby in de VS van groot belang voor dit land. Verder gebruikt de Amerikaanse pro Israël lobby haar invloed binnen de media om al te harde kritiek op Israël te weren uit de reguliere Amerikaanse nieuwsbronnen. Journalisten die zich kritisch uitlaten ten aanzien van Israël worden daarbij door Israëlische georiënteerde organisaties niet zelden van antisemitisme beschuldigd. Pro Israëlische kringen in de VS zijn in dit verband berucht om hun 'hate mail'. Niet alleen niet-joodse critici van Israël worden daar door getroffen. Ook de eerder genoemde mensenrechtenactivist Israël Shahak heeft brieven uit deze richting ontvangen in verband met zijn kritiek op het Israëlische beleid ten aanzien van de Palestijnen. Shahak overleefde de oorlog in het concentratiekamp Bergen Belsen. Uit de brieven die hij uit pro Israëlische in de VS heeft ontvangen, blijkt dat men daar vindt dat hij beter in Bergen Belsen vergast had kunnen worden. Dan was er volgens hun zeggen "een betere jood bewaard gebleven". Het is allemaal te walgelijk voor woorden. Omdat Shahak zelf van joodse oorsprong is, kan hem moeilijk antisemitisme verweten worden door militante zionisten. Zij hebben hem daarom ingedeeld bij de zogenaamde 'self hating jews', waarmee zij in feite joodse mensen bedoelen die zich niet zonder meer bij de besluiten van de zionistische elite neer wensen te leggen, omdat deze racistisch van aard zijn.
Ten aanzien van kritiek op Israël wordt de aantijging van antisemitisme zo vaak onterecht gedaan, dat het hele begrip ondertussen volstrekt verwaterd is geraakt. Bovendien krijgt het een steeds sterkere politieke lading. Ten tijde van de heksenjacht door de McCarthy commissie in de jaren vijftig, was de beschuldiging van het hebben van communistische sympathieën voldoende om iemand monddood te maken. In het politiek correcte tijdperk waarin we nu zijn beland, werkt de beschuldiging van antisemitisme min of meer als zodanig. Ondertussen dreigen de echte antisemieten vrijuit te gaan. En dat gebeurt niet in de laatste plaats omdat militante zionisten in de VS steeds meer toenadering zoeken tot extreem rechtse protestantse kringen. Dergelijke christenen weten hun traditionele antisemitisme tegenwoordig te combineren met een warme belangstelling voor Israël, omdat dit aansluit bij hun huidige interpretatie van de Apocalyptische voorspellingen.

Er wordt in de wereld zo langzamerhand volgens twee verschillende maatstaven gedacht. Dat wil zeggen: één voor Israël, en één voor de rest van de wereld. In de dagelijkse praktijk is dit onderscheid goed herkenbaar. Als Servië zich bijvoorbeeld schuldig maakt aan het verplaatsen van moslims uit hun oorspronkelijk woongebied, dan leidt dit terecht tot felle internationale protesten en is de roep om ingrijpen vervolgens al snel hoorbaar. Israël kan het zich ondertussen al decennia veroorloven om met groepen moslims heen en weer te schuiven, zonder dat dit ooit tot ernstige consequenties heeft geleid. In de Golfoorlog gebeurde iets vergelijkbaars. Toen Koeweit door Irak werd bezet, leidde dit tot VN resoluties die de VS onmiddellijk nageleefd wenste te zien. Soortgelijke resoluties van de VN ten aanzien van Israël, worden door de VS zonder meer van de hand gewezen. In Israël weet men dan ook al jaren lang gebieden bezet houden, zonder dat een interventie van buitenaf daarbij ooit ter sprake is gekomen. Iets soortgelijks kan beschreven worden ten aanzien van het bezit van massavernietigingswapens. Als er aanwijzingen bestaan dat Saddam Hoessein hier over beschikt, dan begint Bill Clinton bijna de Derde Wereldoorlog. Maar ondertussen beschikt Israël al jaren over een uitgebreid kernarsenaal, zonder dat daar vanuit de VS ooit veel kritiek op is geweest. Bovendien weigert Israël hardnekkig om het non proliferatie verdrag voor kernwapens te ondertekenen en daar maakt ook geen mens zich druk om. Als dat niet meten met twee maten is, dan weet ik het niet meer.

Van het hierboven beschreven Israël is dhr. Naftaniël een vurig pleitbezorger. Zonder enige kritiek ten aanzien van het racisme dat dit land kenmerkt, werpt hij mij voor de voeten in het artikel Kanttekeningen bij herdenking gelogen te hebben. Gezien het voorafgaande bevinden die leugens zich volgens mij eerder in de zionistische ideologie die door hem wordt aangehangen. Ik vraag me af wie dhr. Naftaniël nu precies vertegenwoordigd. In één van zijn reacties op mijn artikel heeft hij het er over gehad dat ik niet alleen de B'nai B'rith broederschap en hem beledigd heb, maar ook nog eens de joodse mensen in het algemeen. Daarmee wordt bij mij de indruk gewekt dat hij een vertegenwoordiger van het gehele joodse volk meent te zijn. Dat laatste is zeker niet het geval, dat kan ik hem garanderen. Want ik ken genoeg joodse mensen die niets met hem te maken willen hebben en zich bovendien heel goed in de strekking van mijn artikel kunnen vinden. Ook de Israëlische bevolking vertegenwoordigt hij niet, dat wil zeggen: zeker niet het grootste gedeelte. Uit opiniepeilingen in Israël blijkt dat zo'n 70 % daar van mening is dat de staat Israël nooit opgericht had moeten worden. De meeste Israëliërs hebben zo langzamerhand de buik vol van al het militante zionistische gedoe, inclusief de perscensuur die hun blik op de werkelijkheid al jaren vertroebelt. Zij willen zo langzamerhand ook eens in vrijheid leven. Dat laatste wordt bevestigd door de brede aanhang van de 'Vrede Nu' beweging. De bereidheid van het grootste gedeelte van de Israëliërs om met de Palestijnen in vrede samen te leven, is heel treffend naar voren gekomen in de publicatie Enemies van de Italiaanse kledingproducent Benetton, die onlangs ook in Nederland werd verspreid. Zelfs uit religieuze hoek zijn dit soort geluiden hoorbaar. In Jewish Theology of Liberation roept de joodse theoloog Marc H.Ellis joden op om schuld te erkennen aan het onrecht dat de Palestijnen is aangedaan en om verder het recht van Palestijnen te erkennen op een eigen staat.
Het lijk er niet veel op dat dhr. Naftaniël ook van dit gedeelte van het joodse volk als vertegenwoordiger kan worden gezien. De enige mogelijkheid die daarmee overblijft, is dat hij opkomt voor de belangen van een relatief kleine zionistische elite, die kostte wat het kost haar doelstellingen wil bereiken. Ook als dat tegenstrijdig is met de belangen van zowel de Israëlische bevolking, als die van de joodse mensen in de diaspora. Nu geeft dhr. Naftaniël wel te kennen dat hij een voorstander is van het vredesproces in het Midden Oosten, maar dat zegt me niet zoveel. Iedere Israëlische leider heeft in het laatste decennium beweerd naar vrede te streven. Dat doen ook Bibi Netanyahu en zijn Likud partij, maar ondertussen vindt de bouw van nieuwe nederzettingen in de bezette gebieden ongestoord doorgang. Door het aangaan van vredesbesprekingen, die vervolgens door Israël vertraagd worden, krijgt dit land de kans om de bezette gebieden vol te bouwen. En zo lang de Israëlische leiders blijven pretenderen over vrede te willen onderhandelen, vindt vrijwel iedereen in de wereld het prachtig. Ondertussen ontstaat door het steeds maar bouwen van nieuwe nederzettingen door Israël een vrijwel onomkeerbare situatie, waarover onderhandelen in de toekomst ondoenlijk lijkt. Als er eenmaal volop joodse Oost Europeanen gevestigd zijn in de bezette gebieden, zal de internationale gemeenschap waarschijnlijk al snel oordelen dat Israël dit land niet meer ontnomen kan worden. De Palestijnen zullen er dan eens te meer naast grijpen. De vredesbesprekingen, zoals die zich vooralsnog hebben afgespeeld, zijn hiermee geheel in het voordeel van Israël en het zionistische streven naar gebiedsuitbreiding. Als dhr. Naftaniël zich zelf een voorstander noemt van dergelijke vredesbesprekingen, dan ben ik daarmee dus niet direct onder de indruk van zijn intenties.

Dhr. Naftaniël blijft me verbazen. Bijna twee jaar geleden keek ik er al vreemd van op dat hij de aanklacht tegen mij en Ravage wereldkundig meende te moeten maken door bij het Nieuws van de Dag aan te kloppen. Aangezien het Telegraaf concern, waartoe deze krant behoorde, tijdens de Tweede Wereldoorlog een behoorlijk foute koers heeft gevaren, vond ik zijn keuze toen al niet bepaald fijnzinnig. Kijk, als we het over beledigen van joodse mensen gaan hebben.......Maar ook enige tijd geleden heb ik mij nog verbaasd over dhr. Naftaniël. Dat gebeurde naar aanleiding van het artikel Lippmann Rosenthal en Degussa, zoals dat in Kleintje nr. 319 werd gepubliceerd. Degenen die dit gelezen hebben zullen zich wellicht herinneren dat ik aan het slot van dit artikel verondersteld heb dat joodse belangenorganisaties eens bij het chemieconcern Degussa aan zouden moeten kloppen, omdat daar een groot gedeelte van de bezittingen naar toe is gegaan, die door joodse Nederlanders bij de bank Lippmann Rosenthal zijn ingeleverd. Uit de opbrengst hiervan werden onder andere de deportaties van joodse Nederlanders naar de concentratiekampen gefinancierd. Maar een aan I.G.Farben verbonden onderneming was hier natuurlijk niets voor niets bij betrokken. Degussa zal zelf ook zeker beter zijn geworden van de roof van joods vermogen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er lijkt dan ook weinig verbeeldingskracht voor nodig om er van uit te gaan dat een deel van het bij LiRo ondergebrachte vermogen, de basis vormde voor de groei van Degussa na de oorlog. Ik ben er daarom nog altijd van overtuigd dat een zoektocht naar joods vermogen goed bij Degussa zou kunnen beginnen. Dit was de reden waarom ik er goed aan dacht te doen om dit artikel door dhr. Naftaniël te laten lezen. Vanzelfsprekend zag ik er niet zoveel heil in om met hem persoonlijk contact op te nemen. Daarom heb ik dat door een kennis laten doen, die hem vaag kent. Enige dagen later kreeg mijn kennis antwoord van dhr. Naftaniël. Zijn reactie was verbijsterend, want hij schreef dat mijn beweringen over de kernwapenontwikkeling "met een korrel zout" dienden te worden genomen en op Degussa ging hij al helemaal niet in. Daar zakte mijn broek nu werkelijk van af. Nu liet ik me van m'n beste kant zien en gaf ik hem en zijn achterban bij wijze van spreken een vermogen op een presenteerblaadje. Maar toch meende hij mijn suggestie volledig in de wind te moeten slaan. In plaats van de miljoenen die naar Degussa zijn verdwenen, hecht dhr. Naftaniël veel meer belang aan de fl.1800,- aan theelepeltjes en armbandjes die in de jaren zestig door ambtenaren van het Ministerie van Financiën werden verhandeld. Hiermee heeft dhr. Naftaniël voor mij bepaald dat hij zich zeker niet in alle opzichten aan de kant bevindt van nazi slachtoffers, of hun erfgenamen. Zoveel is me wel duidelijk geworden naar aanleiding van zijn afwijzende reactie op mijn onderzoek inzake de relatie tussen Degussa en de Lippmann Rosenthal bank. Daar komt nog bij dat ik mij in dit artikel bediend heb van een bron die in zijn ogen toch zeker betrouwbaar over moet zijn gekomen. Want Michel Bar-Zohar, die het door mij genoemde Jacht op de Duitse geleerden heeft geschreven, was tevens de geautoriseerde biograaf van niemand minder dan Israël's eerste premier Ben Goerion. Zijn dat ook allemaal leugens van Bar-Zohar, meneer Naftaniël? Men zou kunnen veronderstellen dat dhr. Naftaniël de door mij beschreven geschiedenis rond Degussa van de hand heeft gewezen vanwege een vooroordeel tegen mij persoonlijk. En dat lijkt me zeker niet in het belang te zijn van slachtoffers van de nazi terreur of hun erfgenamen. Dat laatste roept eens te meer vragen op over in wiens belang hij nu eigenlijk handelt. Over het oorlogsverleden van een grote onderneming als Degussa, die in de oorlog rijk is geworden aan geroofd joods bezit, wil dhr. Naftaniël het in ieder geval niet hebben. Toch kan ik me wel iets voorstellen bij een dergelijke overweging. Die Fl.1800,- aan theelepeltjes en armbandjes zijn immers véél belangrijker dan de betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de Holocaust, waarover nog altijd veel onduidelijkheden bestaan.

Laat ik besluiten met de vraag te stellen of dhr. Naftaniël niet iets anders kan bedenken dan het mij moeilijk te maken in mijn journalistieke werk? Laat hij eens naar Degussa gaan, zoals ik al eerder al schreef. Of laat hij zich als bemiddelaar opwerpen tussen de slachtoffers van de vliegramp in 1992 in de Amsterdamse Bijlmer en de Israëlische vliegtuigmaatschappij El Al. Gezien de contacten van het CIDI met Israël, moet zoiets toch zeker niet onmogelijk zijn. Dan komen we er misschien eindelijk eens achter wat er aan boord was van dat rampvliegtuig en waarom er zoveel mensen met mysterieuze ziekteverschijnselen rondlopen. Na zes jaar hebben de overlevenden, nabestaanden en andere slachtoffers van deze ramp daar toch wel recht op. Het lijkt me dat hier een aardige rol voor dhr. Naftaniël is weggelegd, zeker als het tot een parlementaire enquête over de vliegramp in de Bijlmer gaat komen. Ik woon zelf in de nabijheid van de plaats waar het vliegtuig is neergestort, dus om persoonlijke redenen zou ik het ook wel op prijs stellen als dhr. Naftaniël dit op zich zou willen nemen. Alleen ben ik er bang voor dat hij hier niet toe te bewegen zal zijn. Helaas ziet het er naar uit dat de uitbreiding van de Israëlische perscensuur naar Nederland, voor dhr. Naftaniël momenteel een grotere prioriteit kent.

Peter Edel

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 321, 22 mei 1998