Informatie over Georgië
Deel 2B: recente ontwikkelingen
Op 6 januari 1992 ging Gamsachurdia in ballingschap, eerst in Armenië, daarna in Tsjetsjenië. De staatsgreep had ruim 200 mensen het leven gekost. Een driemansregering werd in het leven geroepen, bestaande uit Tengiz Sigua, als premier van Georgië ontslagen net voor de coup van augustus 1991 in Moskou, Tengiz Kitovani, jeugdvriend van Gamsachurdia en kommandant van de Nationale Garde, en Dzjaba Ioseliani, ontsnapt uit de gevangenis waar hij op bevel van Gamsachurdia vastzat vanwege het feit dat hij leider was van een paramilitaire organisatie die zich tegen het bewind keerde. Hoewel het driemanschap een overwinning van de demokratie claimde, heerste er een sfeer van angst in Tblisi. Aan de uitvalswegen van de stad waren kontroleposten ingericht en dag en nacht stonden er tanks voor een aantal belangrijke gebouwen.
Bijna twee maanden na de vlucht van Gamsachurdia arriveerde Eduard Sjevardnadze uit Moskou. Toen Sjevardnadze een jaar eerder zijn ontslag had ingediend als Sovjetminister van buitenlandse zaken konden weinigen vermoeden dat hij ooit nog als redder van Georgië zou worden binnengehaald. De junta nodigde hem uit deel te nemen aan het bewind. Hij ging op de uitnodiging in en zijn regeringsdeelname werd legitiem na de verkiezingen van oktober 1992. Snel na de verkiezingen van oktober 1992 werd duidelijk dat Sjevardnadze niet langer de man was zoals het westen hem kende. Als Sovjetminister van buitenlandse zaken werd hij alom gewaardeerd en zijn zelfgevraagd ontslag maakte hem tot niets minder dan een held van de demokratie in het westen. Nu had hij zijn handen vol aan de oorlog in Abchazië en alle plannen voor de ekonomische transformatie van Georgië richting marktekonomie werden op een laag pitje gezet. Fabrieken werden gesloten vanwege aanvoerproblemen van grondstoffen uit Rusland. Het energietekort werd zo groot dat in Tblisi trams en metro werden stilgelegd. Spanningen tussen Georgië en Rusland over Abchazië maakten de vooruitzichten op handelsakkoorden en energietoevoer vrijwel onmogelijk. Sjevardnadze reageerde met een radikale nationalistische houding. Hij trachtte zijn steun vanuit de bevolking uit te breiden door gebruik te maken van de symbolen die eerder door Gamsachurdia en Ioseliani ingezet waren. In november 1992 maakte Sjevardnadze bekend dat hij christen was geworden en als Giorgy was gedoopt in de Georgisch Orthodoxe kerk. 'Ik heb nu een ikoon aan de muur van mijn kantoor hangen, ooit hing daar een portret van Stalin,' verklaarde hij.
breekpunt
De ommekeer werd gevolgd door een kompromisloos standpunt ten aanzien van de afscheidingsbeweging in Abchazië. In december 1992 waarschuwde Sjevardnadze dat de beweging haar tijd gehad had. 'De mensen zijn moe van deze oorlog. Die moet zo snel mogelijk gestopt worden,' verklaarde hij in een toespraak. Ook zei hij dat hij tot de pijnlijke konklusie was gekomen dat Georgië er alleen voor stond om de problemen op te lossen. De oorlog in Abchazië werd het breekpunt voor Sjevardnadze. Hij was met een geweldige reputatie naar Georgië teruggekeerd, maar hem ontbraken de takt en de mogelijkheden zich te verzoenen met alle groeperingen die een belemmering voor de toekomst van Georgië waren. Hoewel Sjevardnadze oorspronkelijk door Moskou de hand boven het hoofd werd gehouden, bleken de Georgische belangen in Abchazië onverenigbaar met de Russische. Toen de oorlog voortduurde verslechterden de relaties tussen beide landen, en daarmee de hoop op herstel van de Georgische ekonomie.
In juli 1993 begonnen de Abchaziërs een offensief om de stad Suchumi in te nemen. Enkele dagen leek het erop dat hen dit zou lukken, maar zij werden uiteindelijk teruggedreven. De slag om Suchumi leidde op 27 juli tot een akkoord tussen Georgische en Abchazische vertegenwoordigers. Het staakt-het-vurenakkoord voorzag in een gefaseerde terugtrekking van alle troepen uit het oorlogsgebied en een uiteindelijke demilitarisering. Het stond ook toe dat de Abchazische leider Aardzinba weer het bestuur over Abchazië op zich nam en voorzag in wijzingen in de Georgische grondwet om de verhoudingen met Abchazië te herdefiniëren. Voor het eerst werden in de voormalige Sovjet-Unie VN-vredestroepen ingezet om toe te zien op het bestand.
Het bestand duurde enkele weken, maar beide partijen beschuldigden elkaar voortdurend van schendingen en regelmatig kwam het tot kleine schermutselingen. Op 14 augustus, precies een jaar na het begin van de Georgische invasie in Abchazië, begonnen regeringstroepen zich terug te trekken uit de buurt van Suchumi. Ook Abchazische strijdkrachten trokken zich terug. Tsjetsjeense en andere Noordkaukasische vrijwilligers die aan de kant van Abchazië gevochten hadden leverden hun wapens in en trokken zich terug in de Russische Federatie. De terugtrekking verliep langzaam en Abchazië beschuldigde Georgië van opzettelijke vertraging. Sjevardnadze op zijn beurt verspreidde alarmerende verklaringen over de situatie en deed een dringend beroep op de VN meer waarnemers te sturen.
kapitulatie
Het vooruitzicht van een totale terugtrekking uit Abchazië en de terugkeer van Aardzinba werden in Tblisi als een kapitulatie gezien. Het Georgische parlement weigerde over een vredesakkoord te stemmen en dwong Sjevardnadze alleen het besluit te nemen. Dat was een ernstige tegenvaller voor Sjevardnadze, iets dat hij niet kon gebruiken. Zijn populariteit daalde aanzienlijk vanwege de ekonomische situatie in het land. Eerder hadden zich al twee incidenten voorgedaan die de mate van oppositie tegen hem vanuit zijn eigen regering onthulden. In januari moest Sjevardnadze wijdverspreide geruchten tegenspreken dat hij een lichte hartaanval had gehad en enkele weken later werd Kitovani in een artikel van Giorgi Tsjanturia beschuldigd van voorbereidingen voor een staatsgreep. Beide incidenten werden gezien als een teken van Sjevardnadze's zwakte.
In mei 1993 trachtte Sjevardnadze zijn gezag te herstellen door Kitovani te ontslaan en Ioselani zijn macht te ontnemen door het opheffen van de militaire raad. Om zijn gezag over het militaire apparaat te verstevigen en zijn nationalistische geloofwaardigheid op te poetsen, benoemde Sjevardnadze de 26-jarige nationale gardist Giorgi Karkarashvili tot minister van defensie. Karkarashvili had publiekelijk de aandacht getrokken door op te roepen tot genocide om de oorlog in Abchazië te beëindigen. 'Wanneer een Georgische overwinning honderdduizend doden zal kosten, dan moet dat maar,' had hij verklaard.
CIA
In juli 1993 aanvaardde Sjevardnadze de steun van de CIA voor het opzetten van een veligheidsnetwerk. Een maand later werd Fred Woodruff, een Amerikaans diplomaat en later door Amerikaanse kranten geïdentificeerd als CIA-agent, buiten Tbilisi doodgeschoten toen hij in een auto reed met Sjevardnadze's veiligheidschef. Amerikaanse regeringswoordvoerders haastten zich het incident af te doen als een toevallige moord, een verklaring die verder geen nieuwsgierige vragen opleverde.
Het waren zijn eigen wanhoop en de situatie in het land die Sjevardnadze dwongen tot een verdrag. In de dagen na het akkoord met Abchazië nam Sjevardnadze een reeks maatregelen die de hoop deden toenemen dat het vredesverdrag met Abchazië een soort keerpunt zou worden. Op 20 augustus benoemde hij een nieuwe premier, Otar Patsatsia, een industrieel afkomstig uit het opstandige bolwerk Zugdidi. Waarnemers zagen deze benoeming als een poging de aanhangers van Gamsachurdia te sussen. Maar het vertrek van de vorige premier Sigua duidde ook op een definitieve breuk met het driemanschap dat Sjevardnadze aan de macht geholpen had. Drie dagen na de benoeming van Patsatsia had Sjevardnadze in Moskou een ontmoeting met Jeltsin, waarbij hij zijn vertrouwen uitsprak dat Georgië en Rusland in september een samenwerkingsverdrag zouden kunnen ondertekenen.
Maar Sjevardnadze's pogingen zijn greep op Georgië te verstevigen waren geen garantie voor zijn politieke overleving of herstel van het land. Op 14 september trachtte Sjevardnadze zijn kampagne voor veranderingen te verhevigen door het parlement te vragen zich gedurende drie maanden te ontbinden en goedkeuring te hechten aan het uitroepen van een noodtoestand voor twee maanden om de Gamsachurdia-aanhang in het westen uit te schakelen. Het parlement weigerde Sjevardnadze onbeperkte macht te verlenen, en hij kreeg hun toestemming slechts nadat hij gedreigd had op te stappen.
nieuw offensief
Twee dagen later volgde een nieuwe ramp. Nu de meeste Georgische troepen zich uit Abchazië hadden teruggetrokken, begon de afscheidingsbeweging een nieuw, genadeloos offensief. Sjevardnadze vloog naar Suchumi om de moraal van de verdedigers op te peppen. Maar de Abchaziërs zetten hun opmars voort en versloegen de Georgiërs. In de laatste dagen van de strijd verstevigden zij hun greep op Suchumi, schoten vliegtuigen neer die burgers evakueerden en dwongen Sjevardnadze tot een vernederende terugtrekking. Suchumi viel op 27 september, een ramp die Sjevardnadze toeschreef aan de Russische minister van defensie Gratsjov, omdat deze zijn steun geweigerd had. Hij beschuldigde Rusland ervan de Abchazische leiding in Gudauta te steunen. Sjevardnadze keerde terug naar Tblisi. Intussen vond in West-Georgië een opstand plaats van Gamsachurdia-aanhangers, geïnitieerd door de terugkeer van Gamsachurdia. Sjevardnadze werd steeds meer in het nauw gedreven en maakte op 8 oktober bekend dat Georgië zou toetreden tot het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) met het motief dat er geen toekomst voor het land was zolang het vervreemd bleef van Rusland. Op 9 oktober tekenen de kommandanten van de Russische en Georgisch militaire staven een verdrag over de legale status van Russische troepen die in Georgië gelegerd zijn. Het verdrag, zonder bepalingen over de terugtrekking van Russische troepen, bevat regelingen voor een gezamenlijk gebruik van havens, vliegvelden en spoorwegen.
Enkele dagen later vinden hevige gevechten plaats tussen Georgische troepen en Gamsachurdia-aanhangers bij het spoorwegknooppunt Samtredia. De Georgische regering looft 200.000 dollar beloning uit voor de veilige terugkeer van de ontvoerde staatssekretaris van binnenlandse zaken Girgi Gulua. Sjevardnadze benoemt Igor Giorgadze tot hoofd van de geheime dienst als opvolger van Irakli Batiasjvili, die ontslag nam uit protest tegen toetreding tot het GOS. Eind oktober nemen Georgische troepen het knooppunt bij Samtredia weer in, alsmede andere delen van West-Georgië die in handen waren van de Gamsachurdia-aanhang. In november 1993 neemt de chaos in West-Georgië toe. De Gamsachurdia-aanhang is nu gekonsentreerd in het bolwerk Zugdidi, 200 kilometer ten westen van Tblisi. Zes Russische oorlogsschepen van de Zwarte Zeevloot patrouilleren voor de Georgische havens Batumi en Poti. Met het toenemen van de chaos vaardigt Sjevardnadze een dekreet uit waarin de doodstraf wordt ingevoerd voor personen die zich schuldig maken aan roof en plundering. Wanneer de Georgische troepen naderen verplaatst Gamsachurdia zijn hoofdkwartier van Zugdidi naar Gali in Abchazië. In een poging steun van de Abchaziërs te krijgen vervangt hij de kommandant van zijn troepen Loti Kobalia door een Abchaziër. Intussen zijn Russische troepen geland in Poti. Russische soldaten, tanks en pantservoertuigen worden vanaf de zes oorlogsschepen aan land gebracht. In antwoord op het groeiende konflikt roept de Veiligheidsraad op tot een staakt-het-vuren. Op 10 november 1993 nemen Russische troepen het Gamsachurdiabolwerk Zugdidi in. In een televisietoespraak op 11 november pleit Sjevardnadze voor de hereniging van Georgië, en doet een beroep op de separatisten in Abchazië. Hij roept op tot een hernieuwde stabiliteit en meldt de overwinning op de Gamsachurdia-aanhang en de effektieve rol die de Russische troepen daarin gespeeld hebben. De toespraak besluit met een oproep tot een nationale overeenstemming, een oproep die bekrachtigd wordt door de benoeming van de voormalige Abchazische leider Tamaz Nadareisjvili tot vicepremier van Georgië.
Op 25 november komt het Georgisch parlement voor het eerst sinds de 'vrijwillige' ontbinding weer bijeen en besluit tot verlenging
van de noodtoestand met twee maanden.
onvrede
Op 1 december wordt in Genève een uit 8 punten bestaand memorandum ondertekend door Georgische en Abchazische onderhandelaars. De overeenkomst voorziet in een politieke oplossing voor het Abchazische konflikt door een staakt-het-vuren gevolgd door nieuwe onderhandelingen. Op 8 december dient de minister van ekonomische zaken Mikhail Dzjibuti zijn ontslag in vanwege onvrede met de ekonomische politiek. Dezelfde dag wordt in Tblisi de rantsoenering van brood ingevoerd. Half december verrichten binnenlandse strijdkrachten massale arrestaties onder Gamsachurdia-aanhangers in heel West-Georgië. Later komt het tot hevige strijd tussen Russische troepen en Georgische paramilitaire eenheden, de Mkhedrioni, in de Oostgeorgische stad Telavi. Eind december ondertekenen Rusland een Georgië een verdrag over samenwerking tussen de ministeries van buitenlandse zaken. Tijdens de ondertekening wordt ook gesproken over de voorbereidingen van een bezoek van Jeltsin aan Tblisi. Tezelfdertijd verslechtert de binnenlandse situatie wanneer een hevige ruzie tussen minister van defensie Karkarasjvili en minister van veiligheid Georgadze resulteert in troepenbewegingen in de hoofdstad. Berichten cirkuleren dat Karkarasjvili de stad zou zijn ontvlucht met een deel van zijn troepen. De Rustavi-divisie van de paramilitaire Mkhedrioni bewaakt het parlementsgebouw en andere belangrijke punten in Tbilisi. Na een bomaanslag op het ministerie van nationale veiligheid wordt een onderzoekskommissie ingesteld onder leiding van premier Patsatsia. De groeiende konflikten tussen beide betrokken ministeries vormen een ernstige bedreiging voor de binnenlandse situatie.
dood Gamsachurdia
Op 30 december verspreiden de media de eerste berichten dat ex-president Gamsachurdia zelfmoord zou hebben gepleegd. De details over zijn dood zijn zeer vaag. Later bevestigt de weduwe van Gamsachurdia diens zelfmoord, die op 31 december zou hebben plaatsgevonden in het dorp Dzjikaskaria bij Zugdidi, als protest tegen het bewind van Sjevardnadze. Toch blijven de omstandigheden van Gamsachurdia's dood in nevelen gehuld.
Op 3 februari 1994 komt Jeltsin voor een staatsbezoek naar Georgië. Hij tekent een bilateraal verdrag van vriendschap en samenwerking met Sjevardnadze en zegt Georgië een lening van ruim 25 miljoen dollar toe. In ruil daarvoor zal Georgië 'overwegen terug te keren in de roebelzone', dan bestaande uit Rusland en Belarus. De besprekingen gaan ook over Abchazië en leiden tot een akkoord over de aanwezigheid van Russische vredestroepen in Abchazië. Ook komen er regelingen voor de status van Russische troepen op Georgisch grondgebied. Een akkoord wordt getekend om de sterkte van 8000 Russische manschappen te verhogen naar 18.000. Op de dag van Jeltsin's bezoek aan Tblisi wordt staatssekretaris van defensie Nika Kekelidze gedood bij een bomaanslag en raakt minister van defensie Karkarasjvili gewond wanneer er bij het onderzoek, enkele uren later, nog een bom afgaat. Op 16 februari bereiken Georgiërs en Tsjetsjenen overeenstemming om het lijk van Gamsachurdia in Grozny te begraven. Op verzoek van de familie wordt afgezien van autopsie.
internationale hulp
In maart 1994 krijgt Sjevardnadze de steun van Clinton na een bezoek aan Washington. Clinton spreekt zijn steun uit voor de stationering van VN-vredestroepen in Abchazië en zegt 70 miljoen dollar humanitaire steun toe in de komende jaren. Beide staatshoofden tekenen een bilateraal verdrag voor Amerikaanse investeringen ter ondersteuning van de Georgische weg naar een vrijemarktekonomie. Ook in maart treedt Georgië, als 13e voormalig Oostblokland, toe tot het NAVO-projekt "Partnership for Peace'. Eind maart zegt het IMF Georgië voor bijna 60 miljoen dollar leningen toe.
Op 9 april 1994 vindt in Tblisi een massale demonstratie plaats ter herdenking van de Russische inval van 9 april 1989, waarbij 19 Georgische burgers werden gedood. De Georgische politie neemt een aantal deelnemers van een tegendemonstratie van Gamsachurdia-aanhangers in hechtenis. Op 20 april komt de staatssekretaris van binnenlandse zaken, samen met zijn chauffeur en een ambtenaar van het ministerie, bij een aanslag door gewapende mannen in Tblisi om het leven. Het is de achtste aanslag in enkele maanden tijd gericht tegen de ministeries van binnenlandse zaken en veiligheid.
Op 26 april benoemt Sjevardnadze, met toestemming van het parlement, luitenant-generaal Vardiko Nadibaidze tot nieuwe minister van defensie. Nadibaidze was voorheen plaatsvervangend kommandant van de Russische troepen in het hele Kaukasusgebied. Nadibaidze volgt Karkarasjvili op, die in februari ontslag nam uit protest tegen de verlenging van stationering van Russische troepen in Georgië. Intussen doet de parlementaire oppositie een oproep voor nieuwe verkiezingen, omdat het huidige parlement ineffektief en korrupt zou zijn. Op 23 mei maken parlementsleden, oorspronkelijk verbonden in een koalitie geleid door Gamsachurdia, bekend dat zij zich als oppositie herformeren in een blok dat tot doel heeft de 'vreedzame omverwerping van de regering-Sjevardnadze.' Op 26 mei, de dag dat de Georgische onafhankelijkheid van 1918 herdacht wordt, houden bijna 3000 oppositionelen, samen met Georgische vluchtelingen uit Abchazië, een demonstratie in Tblisi tegen het Sjevardnadzebewind. Zij eisen terugtrekking uit het GOS, ongeldigverklaring van alle akkoorden over Abchazië en het ontslag van Sjevardnadze. Op dezelfde dag wordt ook een grote demonstratie gehouden van Gamsachurdia-aanhangers. Op 15 juni doet een parlementair woordvoerder, Nodar Natadze, tijdens een speciale zitting van het parlement een beroep op Sjevardnadze om af te treden. Op 9 juli komt het weer tot een grote demonstratie in Tblisi met duizenden deelnemers om de eis tot aftreding van Sjevardnadze te ondersteunen. De demonstratie wordt door de politie met veel geweld uiteengeslagen. Op 11 juli geeft de Georgische Associatie voor de Bescherming van de Mensenrechten een verklaring uit waarin de regering beschuldigd wordt van schendingen van de mensenrechten. De Associatie noemt het brute geweld waarmee de demonstratie van twee dagen eerder uiteen werd geslagen door regeringstroepen. Deze troepen traden gemaskerd op en droegen metalen staven waarmee deelnemers aan de demonstratie werden weggeslagen.
obstakel
Op 26 oktober 1994 wordt de journalist Zurab Grdzelisjvili door onbekende mannen neergeschoten in zijn kantoor in Tblisi. De moord weerspiegelt het toenemend geweld tegen onafhankelijke journalisten in Georgië. Op 31 oktober arriveert sekretaris-generaal van de VN, Boutros Ghali, in Tbilisi voor een ontmoeting van twee dagen met Sjevardnadze. De besprekingen gaan vooral over de heropgelaaide strijd in Abchazië. Na besprekingen met premier Patsatsia verklaart Boutros Ghali dat terugkeer van de ruim 250.000 Georgische vluchtelingen naar hun huizen in Abchazië afhangt van politieke besprekingen in Genève met bemiddeling van de VN. Op 3 november spreekt het IMF grote bezorgdheid uit over de ekonomische krisis in Georgië en verwijt de regering 'de ekonomische aanbevelingen van IMF en Wereldbank niet te hebben gevolgd'. Het IMF noemt de weigering van prijsliberalisatie en het onvermogen om de staatsuitgaven met 30% te reduceren. Het niet nakomen van deze voorwaarden vormt een belangrijk obst