De zin van het bestaan (deel 1)
Kort na de ineenstorting van de Sovjet Unie zagen westerse in-lichtingen- en veiligheidsdiensten zich geconfronteerd met een vraagstuk dat tot dan toe geheel nieuw voor hen was en naar alle waarschijnlijkheid in hun stoutste planningen niet was voorgekomen; de vraag naar de zin van het (hun) bestaan.
Het communisme werd immers vanaf de communistiese machtsovername in Rusland van oktober 1917 gepercipieerd als de belangrijkste bedreiging van het politiek-economiese systeem van het "vrije" westen.
Binnen de westerse staten zelf had de bestrijding van de binnenlandse (communistiese respektievelijk socialistiese) vijanden prioriteit nummer één gekregen. De Russische revolutie van 1917 en de daarbij behorende "angst voor rood" in West Europa en in de VS had daar de basis gelegd voor oprichting c.q. expansie van binnenlandse veiligheidsdiensten. In het eigen land had de ontwikkeling van politieke politie, vooral geconcentreerd in de geindustrialiseerde gebieden en de grote steden, een krachtige impuls gekregen door deze nieuwe vijanden. Het soort methoden en technieken dat vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw vorm gekregen had in de strijd van politie-diensten tegen het anarchisme werd nieuw leven ingeblazen. Dit handwerk bestond uit: het runnen van informanten, infiltraties binnen de vakorganisaties, binnen linkse politieke partijen, het aanleggen van persoonsregisters van actieve leden van "verdachte" organisaties, het werken met verklikkers, het in beeld brengen van de sociale netwerken van politiek activisten.
Niet overal in het land was dergelijke kennis voorhanden, dit blijkt uit een ongedateerd document in het archief van een Comm. van de Koningin, dat betrekking heeft op de organisatie en werkwijze van een politieke inlichtingendienst van de politie. "Voorts wordt er in het bijzonder de aandacht op gevestigd, dat wachtkamers van stations en electrische trams, trambalcons, café's en restaurants, openbare vermakelijkheden, spoorwegcoupé's, veerbooten, en in het algemeen verzamelplaatsen van personen, de geschikste gelegenheden bieden om het oor te luisteren te leggen. Hoe oogenschijnlijk alles ook rustig lijkt, een onverflauwde werkzaamheid (noot: waakzaamheid?) is dringend noodig om verzekerd te zijn de bevolking voor rampen te kunnen behoeden."
De met een sisser afgelopen november-revolutie van Troelstra werd door behoudende kringen uit politiek, bestuur en bedrijfsleven ernstig ingeschat. Hoe ernstig blijkt uit het gegeven dat in januari 1919 de centrale inlichtingendienst werd opgericht (de eerste officiële voorloper van de BVD).
Alhoewel de jaren tussen beide wereldoorlogen in de gangbare geschiedschrijving niet gerekend worden tot de periode van de koude oorlog, werd er toen reeds door de inlichtingen en veiligheidsdiensten van Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Soviet-Unie onderling strijd geleverd. Nederland werd een belangrijk centrum van de Russische spionage in west europa.
De periode van de koude oorlog
Ge-ïnformeerd zijn over en greep krijgen op de militaire, eco-nomiese, poli-tieke en sociale ontwikkelingen in de Sovjet Unie (en na de tweede wereldoorlog in Oost Europa en Azië), het bestrijden van communistiese invloed op bevrijdingsbewegingen in de gekoloniseerde wereld, het voorkomen van een al te onafhan-kelijke politieke koers van de nieuwe staten in de derde wereld, waren de belangrijkste prioriteiten van westerse (en dan vooral de Amerikaanse, Engelse, Franse) inlichtingendiensten.
In de jaren van de Koude Oorlog stond een aanzienlijk finan-cieel budget ter beschikking van deze organisaties (1). Zij zetten deze middelen in binnen een scala van al dan niet clandestiene operationele methoden en praktij-ken. Staten in Zuid Oost Azië, Chili, Br. Guyana, Uruguay, Argentinië, Portugal, Zuidelijk Afrika, Iran, het zijn slechts voorbeelden van staten en regio's waar een verborgen oorlog werd gevoerd. En dan ineens, het einde van de oost-west polarisatie, welk nut heeft dan die over de loop van de laatste decennia opgebouwde specialistiese deskundigheid en infrastructuur.
Nu zou het wel van een grenzeloze naïviteit getuigen om te verwachten dat in die zoektocht naar de zin van het bestaan ook maar een moment uitgegaan zou zijn van opheffing van dit onderdeel van het veiligheidsapparaat. Uiteraard niet. Een interessante beoordeling in dit verband komt van Peter Gill (2), hij stelt: "Bureaucracies, whether state or private, are excellent at discovering fresh goals as old ones are achieved or become irrelevant. Therefore the question of threats must be answered independently, as far as possible, of existing organisational structures....It is important that the threats be defined as specifically as possible".
Alvorens zich volledig georienteerd te hebben op nieuwe bedreigingen en nieuwe vijanden zien de verschillende westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zich eerst genoodzaakt om ondertussen de binnenlandse politiek te overtuigen van het belang van het voortbestaan van de diensten. Enige overeenkom-sten in de aanpak van dit politieke probleem tussen de dien-sten in verschillende westerse landen valt niet te ontkennen: zo trad de engelse BVD, -MI5-, voor het eerst sinds het oprichen van de organisatie in 1909, plots in het daglicht, er kwam informatie over het nieuwe hoofd van MI5 (mevr. Stella Rimington), interviews, beelden van de nieuwe kantoren, met als bijzonder hoogtepunt een door de BBC uitgezonden lezing (Rich-ard Dimbleby Lecture) van mevr. Rimington. Voor de Engelse verhoudingen, waar vanaf het begin van deze eeuw perscensuur geldt voor zaken die de politieke macht van het moment niet gelegen komen, ogenschijnlijk misschien getuigend van een ongekende openheid; maar dezelfde mevr. Rimington had publiekelijk aangegeven dat er geen scherpere politieke controle op MI5 kon komen, gezien de gevoeligheid van de materie en werkwijzen.
Een min of meer overeenkomstig scenario voltrok zich in de VS, waar van de 13 verschillende inlichtingendiensten vooral de CIA in ademnood kwam. Er bestond weliswaar een uitgebreide informatiepositie in de voormalige Sovjet Unie, maar hoe stond het in de nieuwe (onstabiele) staten van in Centraal Azië en de Balkan, met de handel in nucleaire wapens en materiaal, met de expansie van de drugshandel, hoe snel wisselen dit soort bedreigin-gen (jaar-lijks?) (3). Ook in de USA dus een politiek van openheid naar het publiek met inschakeling van de media.
Maar, in tegenstelling tot de afstandelijke houding van de politiek zowel in Groot Brittannië, als uiteraard in ons eigen land, waar binnen de Tweede Kamer de spreekwoordelijke afwezigheid van politieke interesse in het vraagstuk van demokratiese, politieke controle op inlichtingen- en veiligheidsdiensten nog steeds hoogtij vierde, was er binnen de USA wel degelijk politieke interesse in het richting geven aan de discussie over vorm en inhoud van de reorganisatie van deze diensten. Zowel volksvertegenwoordigers als bestuurders debatteerden over het vraagstuk van nieuwe organisatiemodellen en nieu-we vijanden. In een bijdrage aan die discussie werd door de voormalige minister van Defensie gesteld dat: het zoeken naar een adequaat organisatiemodel weliswaar complex is, maar - vooral bezien moet worden tegen de achtergronden van: welke informatiedoelen zijn te bereiken, hoe die informatiepositie te organiseren en welke kosten brengt dit alles met zich mee. (4)
In ons eigen land was de BVD, na de aanname van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten in 1987, zoekende naar vernieuwing van de organisatie (uiteraard met de daarbij behorende modeverschijnselen als: legitimiteits-problematiek, nieuwe taken en nieuwe missie, overigens: geen nieuw logo). Ook hier wordt het recept van "openheid" volop gebruikt; vooral om te voorkomen dat er geluiden komen die twijfelen aan een aparte veilig-heidsdienst en dergelijke taken willen onderbrengen bij de CRI, of erger nog: een inlichtingendienst van het Ministerie van Justitie. Naar politiek en publiek toe moet duidelijk gemaakt worden dat de dienst, ondanks de gewijzigde internationale verhoudingen, wel degelijk een reden van bestaan heeft, dat ze een uniek product levert, zonder dat er sprake is van concurrentie, zij het dat de nieuwe dienst "lean and mean" moet worden.
De reorganisatie wordt pas echt geëffectueerd na 1 februari 1989, (onder de "bezielende" leiding van Mr. A.H.W. Docters van Leeuwen). Docters van Leeuwen gaf het startschot voor een publiciteitsoffensief; er kwamen jaarverslagen, DvL liet zich voor tv interviewen en meer van dat moois. Ronkende public-relations verhalen over openheid, nieuwe hoofdstukken openslaan en zo, en als sfeervol hoogtepunt van dit alles de journaalbeelden van journalisten rondgeleid in een nieuw BVD-pand en openslaande dossiers en een (wijlen) minister Dales uitzwaaiende DvL. (5) Deze operatie verloopt geheel volgens plan; er komen geen politieke discussies die onaangenaam kunnen verlopen voor de BVD, zoals een roep op meer demokratiese controle op de dienst. Sterker nog: aan de politiek werd in de tussenliggende jaren duidelijk gemaakt dat er een vernieuwd produkt ontwikkeld was, toegesneden op de be-strijding van de nieuw ontdekte gevaren die onze demokratiese rechtsstaat bedreigden:
- terrorisme, sabotage en andere gewelddadige acties c.q. voornemens daartoe,
- onverdraagzame ideologische uitingen en gedragingen door groeperingen, met vaak heimelijke politieke beïnvloeding,
- de invloed van de georganiseerde misdaad op het functioneren van de overheid en gewichtige maatschappelijke organisaties (waaronder de ambtelijke corruptie),
- spionage,
- misbruik van vitale technologieën en schending van geautomatiseerde gegevensopslag,
- diefstal van high-tech en van belangrijke economische infor-matie,
- proliferatie.
(wordt vervolgd)
noten:
(1) bij voorbeeld in de USA (1995) in totaal 28 miljard dollar
(2) Peter Gill: "Policing Politics", Frank Cass & Co. Ltd, London, 1994. ISBN 0 7146 4097 2; pag. 317 (Zie recensie in Kleintje 284)
(3) David Gries: "A new look for intelligence", INS, januari 1995; pag 170/183.
(4) Les Aspin: "The future of the CIA", lezing op 19 januari 1995 bij de American Bar Association.
(5) zie voor alternatieve informatie over de BVD, waaronder de legitimiteitsproblematiek van de BVD: "Opening van zaken; een ander BVD Jaarverslag" door Buro Jansen en Janssen, Uitgeverij Ravijn Amsterdam, ISBN 90-72768-30-2; en "welingelichte Krin-gen", Buro Jansen & Janssen, Uitgeverij Ravijn Amsterdam ISBN 90-72768-39-6. Voor de officiële achtergrond van de reor-gani-satie van de BVD zie "Ontwikkelingen op het gebied van Bin-nenlandse Vei-ligheid. Taakstelling en werkwijze van de BVD", Mi-nisterie van Binnenlandse Zaken, 11 februari 1992.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 298, juni 1996