Skip to main content
  • Archivaris
  • 275

Het Belang en Het Gevoel

Toen hij die ochtend wakker werd wist hij het zeker: vandaag zou zich een totale verandering in zijn leven voltrekken. Het was of alle energie die die nacht door mediterend en navelstarend Den Bosch was uitgebraakt zich met perverse wellust van zijn slapende geest had meester gemaakt en hem die late ochtend een ongekend gevoel van wedergeboorte gaf.
De voorafgaande weken was hij steeds somberder over zijn toekomstmogelijkheden geworden, een somberheid die was overgegaan in een diepe depressie nadat hij zelfs het Banenfestival had bezocht, maar ook daar niet de flitsende toekomst had gevonden die hij zich zo gewenst had. En hij had nog wel z'n netste pak aangetrokken, gezocht naar een paar schone sokken en zelfs een zakdoek bij zich gestoken. Hij had daar gelonkt en geknipoogt naar iedereen die er maar een beetje als werkgever uitzag, maar 't had allemaal niet mogen baten. Als maatschappelijk verschoppeling was hij naar 't festival gegaan en geheel identiek, hoewel weer een frustratie rijker, ervan teruggekomen. Diezelfde week nog bezocht hij het Arbeidsburo met de vraag of hij kon worden omgeschoold. 'Ach meneer, op uw leeftijd..?', had hij te horen gekregen en toen de rest van de middag maar weer in De Boulevard doorgebracht, de laatste tijd zo'n beetje z'n stamkroeg. Maar ook daar was 't allemaal niet meer koek en ei, want toen hij z'n traditionele jointje wilde draaien werd hij gewezen op 't nieuwe 'drugs eruit, uit goed voor u'-projekt van de Bossche politie en de horeca. 'Nou, dan niet,' had hij nog tegengesputterd en liep weer naar buiten. Thuis was inmiddels de post geweest met een brief van de sociale dienst; de uitslag van z'n herkontrole. 'Gelet op uw blablabla,' las hij, 'minimale sollicitatieaktiviteiten, blablabla, 12% korting gedurende een half jaar...'. Dat was 't moment waarop hij die rode waas voor z'n ogen kreeg, maar zich kon beheersen. Door lezing van jaargangen Kleintje Muurkrant wist hij dat 't systeem zo in elkaar zat dat 't was of je niemand persoonlijk verantwoordelijk kon stellen voor het soort ellende dat je overkwam. Want wat moest hij nou? Een ambtenaar van de sociale dienst aan z'n stropdas over de balie trekken, alsof die hoogstpersoonlijk alleenverantwoordelijk was voor deze strafkorting? Of moest hij nou het huis van Lubbers gaan opblazen en daarna een floppy naar Konfrontatie sturen met 't verhaal van het waarom?
Zo had hij weken rondgelopen en voorbijgangersters hadden steeds weer bevreemd naar het grote, vormloze pak onder z'n arm gekeken en stootten elkaar aan, want wanneer zie je nou daadwerkelijk iemand met de ziel onder de arm lopen, zeg nou zelf? De avond voor de ochtend die in de aanvang van dit verhaal de toon zet, was geheel normaal verlopen. Hij was geheel normaal naar de Boulevard gegaan, had daar geheel normaal de nodige biertjes gedronken, geheel normaal met de nodige mensen gezwetst, vervolgens op weg naar huis geheel normaal door het hek om de Sint Jan gepist, geheel normaal met het normale promillage thuisgekomen en geheel normaal de wekker niet gezet omdat geheel normaal geen baas op hem zat te wachten de volgende ochtend. Niets aan de hand dus. Maar die ochtend... hij wist het zelf even niet, maar 't was anders dan anders.
Hij voelde zich onrustig toen hij uit bed stapte, maar niet op een onprettige manier. 't Was zo'n soort puberaal verliefdheidsgevoel van de middelbare school, alsof hij wist dat ze straks weer drie rijen achter hem ook bij Franse les zat. Of dat hij het cryptogram van De Volkskrant had ingevuld en met spanning de envelop in de brievenbus deed, in de hoop dit keer tot de gelukkige prijswinnaars te behoren. Of dat die dag de nieuwe LP van z'n favoriete groep zou uitkomen en hij maar niet kon wachten tot-ie in de winkels lag. Zo'n gevoel dus...
In het keukentje, waar de weeë geur van voor de derde maal opgewarmde chili con carne van gisteravond nog hing, zette hij koffie, draaide een eerste sjekkie en smeerde een boterham met appelstroop. Drinkend, etend en rokend begon hij het ochtendritueel dat nog volstrekt normaal was. Hij kleedde zich aan en stapte naar buiten. De zon stond al hoog boven de stad, de beiaardier van de Sint Jan speelde of z'n leven ervan afhing en mensen met tassen vol groenten en grote bossen bloemen kwamen al van de Markt af. Via de opgebroken Kerkstraat ging hij linksaf de Krullartstraat in, stak het Fonteinpleintje over en liep langs de achterkant van het stadhuis. Vanuit het café op de hoek Achter het Stadhuis-Wolvenhoek wenkte hem iemand. Eerst keek hij nog of soms iemand anders werd bedoeld, maar nee, de wenk was duidelijk voor hem bestemd. Aarzelend richtte hij nog z'n linkerhand op z'n borstkas, deed een poging een vragende houding aan te nemen, maar de man aan de andere zijde van het glas liet er geen misverstand over bestaan: ja, hij werd echt bedoeld. Hij stapte het café binnen en ging naar het tafeltje van degene die hem gewenkt had. Hij kende de man niet. Gestoken in een somber, donker pak, maar met een contrasterende vrolijk-rode stropdas stond de man op en stelde zich voor als Louis Neefs. De naam kwam hem vaag bekend voor. De zich als Louis Neefs voorgesteld hebbende verschijning gebaarde hem plaats te nemen en vroeg of hij wellicht een consumptie wenste te gebruiken, doch beklemtoonde dat deze liever niet van alcoholisch karakter diende te zijn, gezien 's mans eigen levensovertuiging. 'Doe maar koffie,' stamelde hij enigszins overbluft. De koffie kwam. Er zat zelfs een koekje bij. Hij roerde wat in het kopje en vroeg zich af of dit nou de passende gebeurtenis was bij het gevoel dat hij had toen hij wakker werd. Wat zou die Louis Neefs nou van hem willen? Hij pakte het koekje, dat in een soort modern kunststof vrij-veiligcoconnetje was verpakt en had de grootste moeite het te openen. Hij keek dan ook zeer beteuterd toen hij na diverse pogingen een handjevol koekkruimels uit het zakje kon schudden. Van de zenuwen gooide hij het melkkannetje om, dat een grote vlek op het imitatie Perzisch tafelkleedje veroorzaakte en tot overmaat van ramp verslikte hij zich in de koffie, hetgeen tot een enorme hoestbui leidde en z'n overbuurman van een kwasi-artistieke bruine spikkeltjeslaag voorzag.
Al die tijd had Neefs hem aandachtig zitten observeren, nu en dan de wenkbrauwen gefronst of instemmend geknikt. Toen nam hij het woord: 'U vraagt zich ongetwijfeld af waarom ik u hier aan deze tafel ontboden heb (bijna had hij er 'meneer de voorzitter' aan toegevoegd, geheel traditiegetrouw, maar herstelde zich op 't laatste moment). Welnu, zoals u wellicht bekend ben ik leider van een politieke groepering, Bosch Belang. Zoals u wellicht ook bekend is door de vastberaden houding van deze politieke groepering ten aanzien van enkele ontwikkelingen binnen deze stad voornoemde groepering deswegen gegroeid dat wij inmiddels behoren tot de grotere politieke groeperingen op het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch. Maar dat betekent tegelijkertijd dat wij dringend behoefte hebben aan een uitbreiding van ons politiek kader teneinde op een nog adekwater wijze de voornoemde ontwikkelingen binnen deze stad met voornoemde politieke groepering te kunnen amoveren, vergeef mij het van wethouder Wijers overgenomen, doch in dit verband uiterst toepasselijke woord. Door onze goede kontakten met diverse maatschappelijke groeperingen binnen de talloze geledingen van onze gemeente heb ik uw naam doorgekregen van iemand binnen een regelmatig door u bezocht horeca-etablissement in het centrum dezer gemeente, meer expliciet De Boulevard waar, zoals u wellicht bekend een onzer raadsleden tevens bardiensten draait, hoewel wellicht verwerpelijk in dit kader toch ook tamelijk nuttig. Zo is het bekend dat u perspektiefloos over dit ondermaanse dal doolt (bemerken wij hier ook de invloed van Palaya? kleintje) en daarom doe ik u het aanbod te gaan behoren tot het aanstormend kader, de jonge honden zo u wilt wanneer u mij de vrijheid permitteert een term van de heer Kagie te gebruiken, van Bosch Belang'.
Na deze voor zijn doen korte toespraak was Neefs stil en ook de aangesprokene kon even geen woord uitbrengen. Hij roerde wat in het reeds lang geleegde koffiekopje. Neefs doorbrak de stilte. 'Wellicht dien ik u er op te wijzen dat er binnen het kader van de werkverruimende mogelijkheden van deze gemeente de mogelijkheid bestaat om via de zogenaamde banenpool te gaan functioneren binnen onze steunfraktie, zodat uw moeilijkheden met de sociale dienst tot het verleden zouden kunnen gaan behoren..'. De aangesprokene was nu geheel overdonderd. Hij keek zijn overbuurman aan en zei, na enig nadenken, akkoord te gaan. 'Dan verwacht ik u gaarne aanstaande zaterdag op mijn spreekuur aan het Hinthamereinde, alwaar wij de verdere details kunnen bespreken. Dan wens ik u verder nog een prettige dag en schud ik u de hand op onze goede toekomstige samenwerking'.
Verdwaasd liep hij weer over straat. Z'n hoofd tolde om van het onverwachte resultaat van het ochtendgevoel. Het voelde niet meer aan als een verliefdheid tijdens Franse les, niet meer als een goed opgelost cryptogram of de nieuwe LP van z'n favoriete groep. Nee, als dit nou het resultaat was van de samengebalde uitgebraakte meditatie en navelstaarderij. Op de automatische piloot stak hij de Vughterstraat over, de Snellestraat in en kwam toch weer in De Boulevard terecht. Hij had een onbedwingbare behoefte de smaak van behangselplak die zich het afgelopen uur in z'n mond ontwikkeld had met grote sloten bier weg te spoelen, levensovertuiging of niet...

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 275, 14 juli 1994