Skip to main content
  • Archivaris
  • 275

Lubbers de grote 'fraudeur'

Het is nu meer dan een jaar geleden dat via allerlei ambtelijke 'onderzoeken' een heel groot gedeelte van de nederlandse bijstandsgerechtigden als fraudeurs werden bestempeld. De beruchte onderzoeken van de commissie van der Zwan, gemeente Rotterdam en Groningen stelden zonder uitzondering dat minstens 25% van de bijstandsgerechtigden fraudeerden met hun uitkering. Zonder ook maar enige vorm van wettelijk bewijs werden de bijstandsgerechtigden gecriminaliseerd. In het parlement en de media vielen politici over elkaar heen om keiharde maatregelen tegen de bijstandsgerechtigden te eisen. Deze criminalisering van de bijstandsgerechtigden hadden uiteindelijk maar één doel: het kiezersvolk moest rijp gemaakt worden om de voorgenomen bezuinigingen op de uitkeringen te ondersteunen.
Maken de hoge heren zich publiekelijk vooral druk over de zogenaamde ongecontroleerde geldstroom naar de uitkeringsgerechtigden; over de ongecontroleerde geldstroom naar het bedrijfsleven rept men geen woord. Over de grootscheepse fraude die daarbij plaatsvindt hoor je ze al evenmin. En als zelfs blijkt dat hoge politici misbruik maken van die regelingen dan dekt men deze fraude af. Deze vorm van hypocrisie, die een uitvloeisel is van de bestaande klasse tegenstellingen in deze maatschappij blijkt vooral uit het functioneren van onze (bijna ex) minister president Lubbers. Lubbers is al bijna twaalf jaar lang, minister president en ondernemer tegelijk. Hij heeft zijn politieke positie op grove wijze misbruikt ten voordele van zijn bedrijf Hollandia Kloos.

STAALCONSTRUCTEUR ALS MINISTER
In 1968 werd de als econoom afgestudeerde Ruud Lubbers mede directie lid van het familiebedrijf Hollandia Kloos. Zijn broer Rob Lubbers was dat al sinds het overlijden van hun vader in 1963. Hollandia Kloos behoorde toen tot de vier grootste staalconstructie bedrijven van Nederland. De onderneming dreef voor een belangrijk deel op overheidsopdrachten, zoals de constructie van bruggen, sluizen e.d.
Op 21 december 1971 richten de broers een nieuwe vennootschap op, de Beheersmaatschappij Lubbers bv, hierin brachten zij hun aandelen van Hollandia Kloos onder. Toen Lubbers enkele jaren later door Joop den Uyl gevraagd werd om minister van economische zaken te worden, bracht hij zijn aandelen over in een stichting. Dit werd dus een administratiestichting boven een beheersvennootschap die weer boven Hollandia Kloos stond. Ruud Lubbers bleef natuurlijk gewoon eigenaar van de aandelen. Maar op deze manier wilde men de schijn wekken dat Lubbers als minister van economische zaken en later als minister president, een onafhankelijke positie in nam ten aanzien van het bedrijfsleven. Hoe onafhankelijk Lubbers in werkelijkheid was bewijst wel de zogenaamde Koeweit affaire.

HET KOEWEIT-PROJECT
Eind jaren zeventig wilde Kuwait Airways Corporation, de nationale luchtvaartmaatschappij van Koeweit, een vliegtuigloods laten bouwen voor twee Jumbo Jets. Een consortium, onder leiding van Atlantic Gulf and Pacific, een internationaal opererende aannemingsmaatschappij, deed het laagste bod van ongeveer 100 miljoen dollar. In dit consortium zat ook Hollandia Kloos. Atlantic Gulf zou het benodigde staalskelet voor de hangar, ongeveer 10 procent van de totale prijs, van Hollandia Kloos betrekken. Maar de order ging niet door. De Koeweities vonden de prijs van 100 miljoen dollar te hoog en Atlantic Gulf haakte af. Maar de Lubbersen hadden aan het grote internationale zakendoen geroken. Zij brachten na het afketsen van de order eigenhandig een bod uit van 80 miljoen dollar. Om internationale projecten uit te voeren werd op 24 december 1979 Hollandia Kloos International bv opgericht. Deze was een volle dochter van Hollandia Kloos. Hollandia Kloos was een staalconstructiebedrijf en had geen enkele ervaring in de aannemerij. Zo was zij totaal onbekend met de soorten contracten die er gesloten moesten worden. Ook wist zij niets af van Turnkey projecten. Turnkey projecten zijn bouwopdrachten waarbij de aannemer voor alle onderdelen en werkzaamheden verantwoordelijk is. Dit betekent dus dat planning en samenwerking met onderaannemers uit andere branches zeer essentieel is. Een kleine planningsfout leidt er dan al toe dat peperdure machines en werkploegen dagenlang werkloos moeten wachten voordat ze kunnen beginnen. Uiteraard moeten die betaald worden. Dit betekent dus dat naast een goede planning ook de afspraken met de onderaannemers op een goede wijze in allerlei contracten moeten zijn vastgelegd, om later eventuele schadeclaims te kunnen verhalen.

ESSENTIE BOUWTEKENING
Bij dit soort grote bouwprojecten is het van belang dat voordat men een contract tekent eerst met de opdrachtgever overeenstemming heeft bereikt over de bouwtekening. Dit heeft twee redenen. Ten eerste zit aan dit soort projecten altijd een tijdslimiet verbonden. Overschrijding van deze tijdslimiet leidt automatisch tot boetebetalingen door de aannemer aan de opdrachtgever. Om nu zoveel mogelijk tijd te besparen zorgt men ervoor dat, voordat men het contract tekent, er overeenstemming is over de bouwtekening. Hierdoor voorkomt men veel tijdverlies. Ten tweede is een door de opdrachtgever goedgekeurde bouwtekening van belang om achteraf te kunnen bepalen wat er aan meerwerk is opgeleverd. Het komt vaak voor dat tijdens de bouw de opdrachtgever extra aanpassingen wil. Deze aanpassingen zijn natuurlijk voor rekening van de opdrachtgever. Maar dat moet men dan als aannemer wel kunnen bewijzen.
En hiervoor is de vooraf goedgekeurde bouwtekening onmisbaar.

GEKNOEI
Voor Kuwait Airways Corporation zat het contract goed in elkaar. Zo was de opleverdatum bepaald op april 1981. Ook was er de bepaling opgenomen dat de Amro Bank een "performance bond" afgaf ter waarde van 5 miljoen gulden. Dit is een onvoorwaardelijke bankgarantie die door de opdrachtgever zonder waarschuwing of tussenkomst van de rechter opgeëist kan worden wanneer deze niet tevreden is over de geleverde prestatie = performance. Verder bezat het contract boeteclausules bij het te laat opleveren van het project. Bij de geplande aanvang van de bouwwerkzaamheden, april 1980, bleek dat Hollandia er een contractuele knoeiboel van had gemaakt. Hollandia Kloos dacht dat zij samen met Hurks International bv uit Eindhoven hoofdaannemer was van het project. Hurks International had een betonfabriek in Koeweit en zou volgens het contract de betonnen vloeren leggen en de montage verzorgen van de door Hollandia Kloos aangeleverde staaldelen. Maar Hurks was geen hoofdaannemer zoals Hollandia dacht maar gewoon een onderaannemer. Dat betekende dat Hollandia bij de aanvang van de werkzaamheden er pas achter kwam dat zij alleen de hoofdaannemer was en dus ook verantwoordelijk was voor de gehele organisatie. Dit betekende tevens dat ze alle financiële risico's zou moeten dragen!!! De gevolgen laten zich raden.

WAAR ZIJN DE TEKENINGEN?
Toen de eerste werkzaamheden, in april 1980, uitgevoerd moesten worden door Hurks International vroeg men zich daar af: "waar zijn de tekeningen"? Hollandia Kloos wist van niets. De tekeningen moesten nog gemaakt worden! In allerijl probeerde Hollandia Kloos aan bouwtekeningen te komen. Zelf kon ze de tekeningen niet maken en moest ze uiteindelijk uitbesteden aan het gespecialiseerde ontwerpbureau voor vliegtuighangars Aircraft bv. Dit betekende concreet al een tijdverlies van niet minder dan 4 maanden. Ook bleek tijdens de bouw dat allerlei werkzaamheden zoals het loodgieterswerk en de elektrotechniek nog niet uitbesteed waren aan onderaannemers. Hiervoor moesten nog op het laatste moment contracten afgesloten worden. Onderaannemers die weten dat hun hoofdaannemer in tijdnood zit weten wel wat ze moeten vragen.
Door deze hele toedracht kwam het werk in Koeweit één jaar te laat af. Dit had tot gevolg dat Kuwait Airways Corporation de laatste termijn van 8 miljoen gulden niet betaalde en de performance bond van de Amro bank, ter waarde van 5 miljoen gulden, opeiste. Bij dit directe verlies van 13 miljoen gulden kwam nog eens een totale kosten overschrijding van 40 miljoen gulden. Dus in totaal beliep het verlies van Hollandia Kloos bij dit project ongeveer 53 miljoen gulden. Als we bedenken dat het 'eigen vermogen' van Hollandia Kloos ongeveer 18 miljoen gulden was dan moeten we ons twee vragen stellen. Waarom ging Hollandia niet failliet? En wat betekende dit voor de gebroeders Lubbers persoonlijk?
Het antwoord op de laatste vraag is het eenvoudigst. Zoals gezegd was het Eigen Vermogen van Hollandia 18 miljoen gulden. Daar Ruud en Rob Lubbers de enige aandeelhouders waren betekende dat, dat zij bij een faillissement ieder 9 miljoen gulden zouden verliezen. Het antwoord op de tweede vraag is wat ingewikkelder.

BEVRIENDE ACCOUNTANT
Hollandia Kloos werd dus in 1981 en 1982 met enorme verliezen opgezadeld. Deze beliepen in totaal zo'n 53 miljoen gulden. Om nu een direct faillissement te voorkomen werden de verliezen buiten de boekhouding gehouden! Dit kon met behulp van de externe accountant drs.J.Bosman, die later voorzitter zou worden van de Nederlandse accountantsvereninging NIVRA. Het verlies werd onzichtbaar gemaakt door gewoon een niet bestaande vordering op Kuwait Airways in de boeken op te nemen die ongeveer even groot was als het verlies. Maar deze boekhoudkundige truc betekende niet dat Hollandia uit de zorgen was. Integendeel de verliezen vertaalden zich in uitgaven van reële guldens. De onderaannemers endergelijke moesten, ondanks deze boekhoudkundige truc, natuurlijk gewoon betaald worden. Om aan deze betalingen te kunnen voldoen moest er geld geleend worden. Een groot gedeelte van dat bedrag werd geleend bij de Amro Bank, de thuisbankier van Hollandia Kloos. Dit had tot gevolg dat in de loop van 1982 alle bezittingen van Hollandia in onderpand waren bij die bank. Verder werd een rekening van zo'n 13 miljoen gulden niet betaald aan onderaannemer Hurks International bv. Hollandia was een geschillenprocedure tegen Hurks gestart, vanwege het feit dat er verschil van mening was over of Hurks nu wel of geen mede hoofdaannemer bij het Kuwait project was. Deze geschillen procedure zou jaren in beslag nemen. Hoewel Hollandia dit zou gaan verliezen betekende dit in ieder geval uitstel van betaling aan Hurks. Maar ondanks al deze trucs kwam Hollandia eind 1982 in de problemen.
Daar alle zekerheden al in onderpand waren gegeven bij de Amro-Bank wilde geen enkele bank en dus ook niet de Amro Bank meer geld lenen aan Hollandia Kloos. Daarom klopte het bedrijf na beëindiging van het Kuwait project aan bij de Nationale Investerings Bank (dit is een investeringsbank waarin institutionele beleggers en overheid deelnemen voor het verstrekken van risico dragend kapitaal) voor een lening van 10 miljoen gulden met overheidsgarantie. In een brief van 27 november 1981 aan de NIB en aan het parlement had het toenmalige kabinet de voorwaarden van het AA-krediet vastgelegd. ".....Ondernemingen die in aanmerking willen komen voor de verlening van AA-kredieten moeten in de kern gezond en goed geleid zijn met blijvende mogelijkheden tot rendement en een aantoonbare behoefte hebben aan versterking van risicodragend vermogen om de activiteiten in Nederland voort te zetten c.q. uit te breiden en in welke vermogensbehoefte niet of niet op aanvaardbare wijze anderszins kan worden voorzien. Met name denken wij daarbij aan de behoefte de solvabiliteit te versterken ter realisering van op continuïteit cq expansie in Nederland gerichte plannen....."

FRAUDE
Een verklaring dat het bedrijf "in de kern gezond en goed geleid" moet zijn, moest door de thuisbankier van het bedrijf, in dit geval de Amro Bank, gegeven worden. Dit is natuurlijk een zeer rare voorwaarde. De bank die zelf geen geld meer wil lenen aan een bedrijf moet bij de aanvraag van een AA-krediet een verklaring afleggen dat het bedrijf gezond is!!! Hollandia Kloos was zo goed als failliet en gezien het debâcle in Koeweit kon je zeker niet zeggen dat het goed geleid was. Toch gaf de Amro Bank een positieve verklaring af. Een andere aanvullende voorwaarde voor het verkrijgen van een krediet is dat het bedrijf minstens een eigen vermogen moet hebben van 20% van het balanstotaal. Om dit te bepalen moet de jaarrekening gebruikt worden in het jaar voorafgaand aan de krediet aanvraag. De aanvraag vond plaats in juli 1982 en dus zou het jaarverslag van 1981 moeten dienen om te kijken of aan de vermogenseis werd voldaan. Maar in 1981 bleek het eigen vermogen van Hollandia Kloos maar iets meer dan 18% te zijn. In plaats daarvan gebruikte men gewoon de jaarrekening van 1982, waar het eigen vermogen 19,9% bedroeg.

Een AA-krediet is een achtergestelde lening. Dat wil zeggen dat bij een eventueel faillissement eerst alle andere schuldeisers betaald moeten worden voordat het AA-krediet pas terugbetaald moet worden. Hierop is maar een uitzondering; en dat zijn de aandeelhouders, in dit geval de gebroeders Lubbers. In een aanvullende voorwaarde ter verkrijging van het AA-krediet wordt gesteld dat de aandeelhouders moeten verklaren dat zij op hun beurt weer achtergesteld zijn aan het AA-krediet. En deze voorwaarde maakt natuurlijk alles uit voor de gebroeders Lubbers. Bij een eventueel faillissement betekent deze achterstelling dat zij zo goed als niets meer terug zouden zien van hun vermogen. Maar de NIB besloot dat de gebroeders Lubbers ook niet aan deze voorwaarde hoefden te voldoen.

RUDING EN DE NIB
Ondanks het feit dat Hollandia Kloos bijna aan geen enkele voorwaarde voldeed gaf de NIB dus een positief advies af aan de toenmalige minister Ruding van Financiën van het eerste kabinet Ruud Lubbers. Deze gaf op zijn beurt in mei 1983 zijn goedkeuring aan de lening aan Hollandia Kloos. Interessant is nog te vermelden dat drs. A.J. Meys, een hoge ambtenaar op het ministerie van financiën, die sinds 1 februari 1981 president directeur van de NIB was, op 25 februari 1983 tot lid van de Raad van Bestuur van de Amro Bank was benoemd (de frauderende thuisbankier van Hollandia Kloos), maar tot 1 juni 1983 nog aan de NIB verbonden bleef en dus de aanvraag van Hollandia goedkeurde.
Ondanks één van de andere voorwaarden van het AA-krediet, namelijk dat het krediet gebruikt moest worden voor investeringen in Nederland, werd het gebruikt om een verlies van 6,3 miljoen gulden aan het Koeweit project te financieren en om een gedeelte van de schuld aan de Amro Bank van 3,4 miljoen te betalen.
Het AA-krediet van 10 miljoen gulden was uiteindelijk ook maar een tijdelijke oplossing. Immers het moest terugbetaald worden. Nadat Lubbers premier geworden was werd een belangrijk deel van zijn kabinet ingezet voor een blijvende oplossing. Het ministerie van Economische Zaken vaardigde, de huidige VVD leider, Bolkenstein als toenmalig staatssecretaris af naar Koeweit om te trachten de nepvordering alsnog te innen. Toen dit niet lukte werd minister Ruding van financiën ingeschakeld. Toen deze ook geen succes had gingen, in oktober 1984, minister van den Broek (Buitenlandse Zaken) en Lubbers zelf naar Koeweit. Maar ook deze vingen bot. Naast het opvoeren van de politieke druk op Koeweit probeerde Hollandia Kloos een schade vergoeding te ontvangen van de Nederlandse Krediet Maatschappij (NCM) waar ze het project verzekerd had. Maar die pogingen hadden aanvankelijk geen succes omdat Hollandia niet aan de voorwaarden voldeed. Artikel 1 van de buitenland polissen van de NCM luidt namelijk dat de verzekerde een schadevergoeding ontvangt voor niet ontvangen betalingen mits:
1) De verzekerde tijdig en volledig aan haar verplichtingen tegenover de debiteur (Kuwait Airwyas Corporation red.) heeft voldaan.
2) Er moet geen verschil van mening zijn tussen de verzekerde en de debiteur over de vordering.
Hollandia Kloos voldeed dus aan geen van beide voorwaarden. Op de eerste plaats had ze het project niet tijdig afgeleverd en op de tweede plaats had ze een verschil van mening over een vordering van Hollandia Kloos op Kuwait Airways Corporation van maar liefst 43 miljoen gulden. Opvallend hierbij is te vermelden dat Hollandia Kloos tot twee maal toe heeft geprobeerd via de rechter, eenmaal in Koeweit en eenmaal in Amsterdam, haar gelijk te krijgen over de vordering op Kuwait Airways. Beide keren heeft ze die processen verloren.

NCM IN PROBLEMEN
Begin jaren tachtig toen de economische wereldwijde crisis zich verdiepte kwam de NCM in financiële problemen. Steeds meer nederlandse bedrijven kregen hun geld voor het uitvoeren van buitenlandse projecten, die ze bij de NCM verzekerd hadden, niet meer uitbetaald. Dit leverde grote schadeposten op voor de NCM. Vooral de financiers van de NCM waaronder de institutionele beleggers zoals de Amro Bank leden forse verliezen. In feite kwam er het op neer dat zij met het verzekeren van buitenlandse projecten uitgevoerd door nederlandse ondernemers wilden stopzetten. Hier rook Ruud Lubbers zijn kans. Politiek werd verkocht dat een eventueel ophouden van de NCM slecht was voor het nederlandse bedrijfsleven en de werkgelegenheid, daarom moest er een oplossing komen om het voortbestaan van de NCM te waarborgen. Het kabinet Lubbers kwam dan ook met een oplossing. Zo kreeg minister Ruding de opdracht om via de NCM haar financiers een bedrag van maar liefst 250 miljoen gulden uit de staatskas toe te schuiven voor de geleden verliezen. De NCM op haar beurt keurde toen de verzekerings claim van Hollandia Kloos goed en maakte een bedrag over van zo'n 15 miljoen gulden!!!!!!!

DE GOLFOORLOG
Zoals al vermeld had de politieke druk uitgeoefend op de Koeweitse regering weinig succes. Dit was ook logisch omdat Hollandia Kloos niets te eisen had van Koeweit. Hollandia Kloos was degene die zich niet aan de contracten gehouden had. Maar in 1991 veranderde de zaak. Na de inval van Irak stroopten de Koeweitse machthebbers de westerse wereld af voor hulp tegen hun strijd tegen de Irakezen. Premier Lubbers maakte van deze situatie meteen misbruik. De Koeweitse regering stond nu onder grote druk en Lubbers zal gedacht hebben "nu of nooit". Het kabinet Lubbers III wilde zich best inspannen voor de Koeweitse machthebbers maar dan moesten deze eerst de nepvordering van Hollandia Kloos van meer dan 40 miljoen gulden betalen. En zo gebeurde het dan ook. De Koeweitse machthebbers erkenden de vordering van Hollandia Kloos en betaalden in ruil voor politieke steun !!!!

Maar hier houdt het verhaal van Lubbers en zijn bedrijf niet mee op. Ook in het kader van de Nederlandse ontwikkelingshulp blijkt dat er de afgelopen 16 jaar honderden miljoenen guldens ongecontroleerd naar het bedrijf zijn gevloeid. In dit artikel zal blijken dat Hollandia Kloos een van de grootste met ontwikkelingsgeld gesteunde Nederlandse exporteurs naar Indonesië is geweest. Geweest omdat het lucratief graaien uit de ruif van ontwikkelingsgeld aan dat land afgelopen is nadat de Indonesische regering de ontwikkelingssamenwerking met Nederland heeft verbroken omdat Minister Pronk kritiek had geuit op de mensenrechtensituatie in dat land. Het stopzetten van de ontwikkelingssamenwerking betekent dus een groot verlies voor enkele nederlandse ondernemingen waaronder Hollandia Kloos. Dit zal tevens verklaren waarom Ruud Lubbers en zijn kabinet alle moeite hebben gedaan en nog doen om deze samenwerking weer op gang te krijgen door de slechte mensenrechten situatie in indonesië te bagatelliseren. Met andere woorden: het klassieke verhaal van verkwanseling van mensenrechten voor economisch gewin.

VERKEERSBRUGGEN-PROJECT
Het verhaal van Hollandia Kloos in Indonesië begon tijdens het eerste kabinet van Agt (1977-1981). In die periode werd de ontwikkelingshulp, die in de jaren zeventig meer toegespitst was op armoedebestrijding, weer meer omgezet in steun aan de Derde Wereld via exportbevordering voor het Nederlandse bedrijfsleven. In het kader van deze exportbevordering ten koste van ontwikkelingsgeld werd met de Indonesische regering overeenstemming bereikt over de bouw van vele tientallen verkeersbruggen. Dit zogenaamde verkeersbruggen-project hield in dat de Nederlandse regering vele honderden miljoenen guldens aan ontwikkelingsgeld zou doorsluizen naar de Indonesische regering in ruil waarvoor Nederlandse bedrijven deze bruggen mochten bouwen. Dit is natuurlijk een zeer kwalijke ontwikkeling. Op deze manier wordt niet meer gekeken naar wat de gewone bevolking nodig heeft om uit haar armoede situatie te geraken maar er wordt gekeken naar de belangen van de Nederlandse en Indonesische machthebbers. In dit geval is het zo dat de verkeersbruggen uiteraard moeten inpassen in een infrastructureel plan. Met andere woorden, de toegankelijkheid van bepaalde gebieden worden vergroot via weg of spoor. Vraag is natuurlijk voor wie die toegankelijkheid het grootste voordeel oplevert. Voor de gewone bevolking of voor de grote westerse multinationals en in hun kielzog de Indonesische machthebbers die op deze manier grotere delen van Indonesië kunnen exploiteren en de bevolking daardoor nog verder kunnen uitbuiten. Het antwoord laat zich makkelijk raden in een dictatuur zoals Indonesië.

ORDER AAN HOLLANDIA KLOOS
In 1978 werd de eerste order in het verkeersbruggen-project gegund aan Hollandia kloos. Deze order bestond uit een bedrag van 73,8 miljoen gulden dat volledig gefinancierd werd door de het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Voor deze eerste order werd een openbare inschrijving georganiseerd. Openbaar is hier een groot woord omdat het ministerie zelf 5 aannemers aangeschreven had om een bod te doen. Deze gang van zaken wordt wel vaker toegepast bij overheden en lagere overheden als men wil dat een bepaald bevriend bedrijf een order gegund moet worden. Men schrijft dan de "echte" concurrenten gewoon niet aan. Zo ook in dit geval. Van deze 5 was de grootste 'concurrent' van Hollandia Kloos de Hollandse Beton Groep (HBG). Maar zoals de naam al zegt maakte dit bedrijf de bruggen van beton en Hollandia Kloos van staal. En na een schijn- discussie op het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking werd gekozen voor bruggen uit staal. Hollandia Kloos kreeg de order.
Dat Hollandia Kloos bevoordeeld werd bleek verder uit de vervolgopdrachten die uit het bruggen-project voort vloeiden. Het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking heeft duidelijke reglementaire voorschriften die gehanteerd moeten worden bij alle hulpprojecten waarbij het bedrijfsleven betrokken is. Deze houden in dat ten alle tijden voor ieder project een openbare aanbestedingsprocedure moet plaatsvinden zodat ondernemingen dezelfde kans op een project krijgen en dat er een zo goedkoop mogelijke concurrerende prijs bedongen kan worden.
Maar deze reglementaire voorschriften zijn nooit toegepast op Hollandia Kloos. Dit bedrijf van Lubbers heeft vanaf begin jaren tachtig alle vervolgopdrachten ter waarde van 185 miljoen gulden zonder een aanbestedingsprocedure mogen uitvoeren.
Deze hele gang van zaken heeft ervoor gezorgd dat Hollandia Kloos projecten in Indonesië mocht uitvoeren met een totale waarde van 258,3 miljoen gulden waarvan 200,68 miljoen overheidssteun. (zie grafiek).

LUBBERSEN EN CDA: GRAAIEN MAAR!
In 1990 verschijnen er twee rapporten die een evaluatie geven over het verkeersbruggen-project in Indonesië. Het eerste rapport is van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en heet "Hulp of Handel". Daaruit blijkt dat er in Indonesië twee staalbedrijven zijn die technisch gelijkwaardige brugonderdelen kunnen leveren tegen een prijs die 20%-25% goedkoper is dan Hollandia Kloos. Het tweede rapport is afkomstig van het Nederlands Economisch Instituut (NEI). Ook dit instituut heeft een evaluatie gemaakt over het verkeersbruggen-project. Zij stellen in een geheim advies dat het wenselijk is dat bij vervolgopdrachten er een openbare aanbestedingsprocedure moet komen omdat Hollandia Kloos te duur is.
Een jaar later moet het ministerie weer beslissen over een vervolgorder voor de bruggen van 37,5 miljoen gulden. De conclusies van beide bovenstaande rapporten worden terzijde geschoven en Hollandia Kloos krijgt gewoon zonder aanbestedingsprocedure en in de wetenschap dat ze veel te duur is de order toegewezen. Hoofdrol bij die beslissing speelde de toenmalige directeur-generaal Internationale Samenwerking, J. van Gennip. Deze is inmiddels directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA geworden!

HULP EN MENSENRECHTEN
Deze bovenstaande situatie waarbij het Nederlandse ontwikkelingsgeld misbruikt wordt om het Nederlandse bedrijfsleven waaronder het familiebedrijf van minister president Lubbers te spekken heeft ook een ander aspect. In een corrupte kapitalistische wereld betekent dit namelijk dat ontwikkelingsgeld niet ingezet wordt voor de verbetering van de leefsituatie van de gewone bevolking. Immers door een koppeling te leggen tussen ontwikkelingshulp en mensenrechten komen de belangen van delen van het bedrijfsleven in het geding. En deze zullen op hun beurt alle druk uitoefenen op welke regering dan ook om hun belangen (= winstgevendheid) niet te schaden. De machthebbers van Ontwikkelingslanden weten dat natuurlijk ook en zij spelen dit machtsspel mee en creëren daarmee hun eigen politieke en economische speelruimte. Deze corrupte kapitalistische praktijk komt haarfijn naar voren bij de Nederlandse en Internationale Ontwikkelingshulp aan Indonesië.

SCHIJT AAN MENSENRECHTEN
Wat in Nederland gebeurt speelt zich natuurlijk ook af in andere landen in de wereld. Indonesië is vanaf de onafhankelijkheid een dictatoriale staat. Al ruim veertig jaar is het land in de macht van dictator en generaal Soeharto. Zo goed als de gehele Indonesische Elite, die alle economische macht in handen heeft, is nauw verbonden met deze Soeharto. Volgens VN rapporten is Soeharto de afgelopen veertig jaar verantwoordelijk te stellen voor de moord op 250.000 tot 500.000 opposanten van zijn regime. Tot op dit moment is er geen vrije meningsuiting, onafhankelijke vakbonden zijn verboden, politieke opposanten worden direct opgepakt gemarteld, gevangen gezet of vermoord. In 1992 bracht VN rapporteur Kooijmans (Onze latere minister van Buitenlandse Zaken) nog namens de VN een mensenrechten rapport uit waarin het systematisch martelen van gevangenen (vooral politieke) een dagelijkse praktijk was. Ondanks deze enorme schendingen van de mensenrechten is de Westerse hulp aan Indonesië gigantisch. Er is zelfs een speciale club opgericht van Westerse landen die die hulp moet coördineren. Deze club is het IGGI (Internationale Gouvermentele Groep Indonesië). Voorzitter van die club is tot 1992 altijd de ex kolonisator Nederland geweest. In 1993 bedroeg het totale bedrag aan ontwikkelingshulp aan Indonesië van deze groep ruim 9 miljard gulden. Grootste geldschieters zijn Japan en de VS.

In november 1991 is de westerse publieke wereld toevallig getuige van de brute onderdrukking van de bevolking van Oost-Timor door het Indonesische leger. Een vreedzame demonstratie tegen de indonesische bezetting eindigt in een kompleet bloedbad als het leger zonder aanleiding op de demonstranten begint te schieten. Een britse journalist die toevallig aanwezig is filmt dit bloedbad waarbij zo'n 100 mensen gedood worden. De beelden van dit bloedbad worden door vele westerse televisie-stations uitgezonden en maken een golf van verontwaardiging los. Niet alleen de Indonesische regering maar ook de westerse regeringen die nauwe economische banden hebben met het dictatoriale regime worden in grote verlegenheid gebracht. Het sprookje wat deze regeringen aan ons gewone mensen voorhouden dat economische kapitalistische ontwikkeling een verbetering van de mensenrechten en een versterking van de democratie betekent dreigde hiermee in duigen te vallen. Schijnheilig eisten de regeringen van de Westerse landen dat de Indonesische regering de verantwoordelijken van het bloedbad moesten straffen en dat er een verbetering van de mensenrechten moest komen. Ook de Nederlandse regering sloot zich hierbij aan "....Minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking verklaarde gisteravond na zijn gesprek met Alatas dat hij de Indonesische minister (van buitenlandse zaken red.) had voorgehouden dat het incident in Dili op Oost-Timor het laatste moet zijn geweest. 'Als er geen verbetering in de mensenrechten situatie optreedt, zal de EG zich beraden op haar beleid ten opzichte van Indonesië' aldus Pronk (1). Hij doelde daarmee op de mogelijkheid van stopzetting van de ontwikkelingsgelden.

NEDERLAND OUT
Hiermee overspeelde Pronk zijn hand. De Indonesische machthebbers waren razend over Pronks uitlatingen. Immers de nederlandse ontwikkelingshulp kwam vooral op de eerste plaats het nederlandse bedrijfsleven en in het bijzonder het familiebedrijf van minister president Lubbers ten goede. Een maand na Pronks uitlatingen toen de verontwaardiging van de publieke opinie over het gebeuren in Oost-timor weggeëbd was sloeg Indonesië hard terug en raakte de Nederlandse regering precies op haar pijnlijke plek. "...Die grijpstuiver (ontwikkelingshulp red.) daar bedanken wij voor. En aan een donorenclub (IGGI red.) met een inspecteur generaal als voorzitter (Nederland red.) hebben we geen behoefte. Dat was de glasharde boodschap van de minister van economische zaken van Indonesië Prawiro......Hollandia Kloos, het familiebedrijf van minister president Lubbers, is een van de bedrijven die worden getroffen door het besluit van de Indonesische regering om de ontwikkelingsrelatie met Nederland te staken...(2).

NEDERLAND UIT DE IGGI
Voordat Indonesië Nederland de wacht had aangezegd had het eerst overleg gevoerd met de VS en Japan, de grootste geldschieters binnen de IGGI. Met deze twee grootmachten die grote economische belangen hebben in Indonesië had men de afspraak gemaakt dat Indonesië Nederland hard mocht aanpakken. Uiteraard zal de Indonesische regering in ruil daarvoor de nodige economische en politieke concessies hebben moeten doen, maar daar is verder niets over bekend. Ook de andere belangrijke westerse landen werden geconsulteerd. Zelfs was al de afspraak gemaakt dat Japan de 350 miljoen gulden ontwikkelingshulp die Nederland jaarlijks geeft en nu weg zou vallen, grotendeels zou aanvullen! In Nederland moest men dan ook het volgende constateren. " ....Nederland lijkt in zijn conflict met Indonesië over de relatie tussen ontwikkelingshulp en mensenrechten geïsoleerd te staan. De Europese Commissie heeft donderdag verklaard de problemen tussen Jakarta en Den Haag als een bilaterale (alleen tussen Indonesië en Nederland red.) kwestie te zien. Geen van de dertien overige lidstaten van de internationale donorgroep IGGI heeft zich tot nu toe solidair verklaard met Nederland. Volgens diplomatieke bronnen heeft het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken de ambassadeurs van Australië, Canada en Groot Brittannië in Jakarta ervan verzekerd dat het een bilaterale kwestie betreft en dat de voortzetting van hulp uit die landen op prijs wordt gesteld. Eerder zelfs nog voordat de afwijzing van de hulp aan de Nederlandse regering was bekendgemaakt, hadden de ambassadeurs van de VS en Japan dit al mogen vernemen....De verwachting is dat het hiaat dat Nederland achterlaat, in totaal zo'n 350 miljoen gulden, voornamelijk door Japan wordt opgevuld...."(3).

ONTWIKKELINGSHULP GEEN HULP
Wij gaan in dit artikel niet verder in op het enorme diplomatieke offensief dat na dit incident door de Nederlandse regering is opgezet om te redden wat er te redden valt voor het Nederlandse bedrijfsleven. De conclusies uit dit artikel zijn duidelijk. In zijn algemeenheid en dit geldt dus niet alleen voor Nederland, kan men stellen dat de westerse ontwikkelingshulp maar één hoofddoel heeft en dat is de belangen dienen van het eigen bedrijfsleven. En dat bedrijfsleven moeten we dan zien als een kleine kliek bedrijven die gelieerd zijn aan de politieke top van die landen. Ontwikkelingshulp blijkt dus een grote winstgevende ruif te zijn waaruit men naar harte lust kan graaien. De winstgevendheid blijkt zelfs zo groot te zijn dat landen elkaar beconcurreren om in bepaalde gebieden in de wereld "ontwikkelingshulp" te mogen geven. De machthebbers van ontwikkelingslanden, met een groot economisch potentieel, weten dit natuurlijk ook. En zo ontstaat er als het ware een situatie waarin deze grote ontwikkelingslanden tot op zekere hoogte westerse landen gunnen om ontwikkelingshulp te mogen geven!!!!! Uiteraard in ruil voor toekomstige ontginning van grondstoffen en uitbuiting van mensen. Dat wil zeggen men biedt de westerse landen grote potentiële (toekomstige) winstvooruitzichten aan. Zolang de machthebbers van de ontwikkelingslanden zich hier aan houden kunnen ze hun eigen politieke en economische vrijheden creëren.

Tussen deze van elkaar afhankelijke belangen wordt dan ook het internationale politieke spel gespeeld dat afgelezen kan worden aan de mensenrechtensituaties in die landen. Dit verklaard waarom bepaalde brute regimes, zoals het Indonesische, kunnen vertrouwen op grote politieke en economische steun van westerse landen. Terwijl andere landen, waar veel betere mensenrechten heersen, zoals Suriname, bij het minste of geringste de wacht worden aangezegd. Leidraad bij het bepalen van de politiek is in al deze gevallen de kapitalistische winstgevendheid voor de westerse landen.

bronnen:
Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie (SOBI) diverse knipsels NRC en Volkskrant
(1) NRC 27-2-92
(2) NRC 26-3-92
(3) VK 27-3-92

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 275, 14 juli 1994