De Singer-controverse
De naam Peter Singer klinkt je mogelijk bekend in de oren. In Nederland kennen de meesten deze Australische bio-ethicus en hoogleraar moraalfilosofie wellicht van het onlangs heruitgegeven boek Dierenbevrijding (voorheen onder de evenmin fraaie titel Pro mens, pro dier.) In Duitsland zegt de naam Singer de mensen vermoedelijk meer vanwege de daar ontketende controverse rond zijn persoon. Onze oosterburen beschuldigen de als dierenvriend bekend staande Singer ervan er zeer discutabele visies op met name euthanasie te ventileren.
Die controverse heeft zich inmiddels ontwikkeld tot op het punt dat het de Australiër verboden is lezingen te geven in Duitsland. En zoals het blad NN wist te melden, werd de redactieruimte van het blad Emma vernield nadat er een interview met Singer in verschenen was. De gemoederen zijn dus danig verhit geraakt.
Des te vreemder is het misschien dat de commotie niet of nauwelijks onze kant is opgewaaid. Alleen NN vroeg zich af wat Peter Singer te zoeken had op een Haags vegetarisme-congres. Een vraag overigens die overbodig is voor wie enigszins op de hoogte is van de inhoud van Dierenbevrijding. Uw verslaggever had dit boek wél gelezen en er in al z'n enthousiasme niets in kunnen ontdekken wat een verkettering rechtvaardigt. Kortom, het werd tijd om eens uit te zoeken wat men Singer precies nadraagt, wie dat doet en of dat al dan niet redelijk is.
Eerst maar eens dicht bij huis gezocht en De Geus opgebeld, samen met de stichting Natuur en milieu verantwoordelijk voor de uitgave van Dierenbevrijding. Daar weet men echter van niets; er komen meer vragen dan antwoorden door de telefoon. Er zijn in ieder geval geen verontwaardigde reacties ontvangen op het in zee gaan met Singer. En eigenlijk weet ook niemand waarom dat eventueel mogelijk was geweest. Ik schijn het maar eens te moeten proberen bij Animal support in Amsterdam. Okee dan.
Daar in Amsterdam weet men wel iets meer, maar niet veel. Het is bekend dat er opschudding is ontstaan, maar waarop dat nou precies gebaseerd is en of dat terecht is weet men niet. Eigenlijk wordt er door hen óók gezocht naar de bron van alle deining. Het telefoonnummer van Singer wordt mij aangeboden, maar daar gebruik van te maken gaat het budget van dit blad te boven. Het mijne trouwens ook.
Een derde optie is iemand van Milieuboek die zich al een tijd met Singer bezig schijnt te houden. Die weet te vertellen dat Singer vooral de hiërarchie die hij tussen verschillende levensvormen aanbrengt, kwalijk wordt genomen. En dan met name het feit dat in die ordening mensen niet altijd op de eerste plaats komen. Maar hoe de vork nou precies in de steel zit... Afijn, u begrijpt het al... dat zou men daar ook wel eens willen weten.
Het onvermijdelijke dringt zich dan op, en dat is mij door het duitstalig boekje te worstelen dat de titel Von Menschen und Schweinen - Der Singer-Diskurs uns seine Funktion für den Neo-Rassismus met zich meedraagt. Dat is een stuk dichter bij het vuur; het is afkomstig uit het land waar de discussie is aangezwengeld en bovendien geschreven door twee verklaard Singer-antagonisten. Zij baseren zich daarbij overigens voornamelijk op Singer's boek Praktische Ethik, voor zover bekend niet in het Nederlands vertaald. Na lezing van dit kleinood, dat door Het Fort van Sjakoo als bijlage bij Dierenbevrijding verkocht wordt, moet gezegd worden dat de Duitse kritiek aardig wat onzinnige argumenten en overbodigheden bevat:
- Het feit dat Die Zeit Singer zo graag gebruikt en veelvuldig aanhaalt in het euthanasie-debat dat dit blad blijkbaar keer op keer uit de kast rukt, en dat daarbij Singer afgeschilderd wordt als een autoriteit in zijn vak. Hier spreekt een aversie tegen Die Zeit, geen argument tegen Singer. Ook het wetenschappelijk aanzien van Singer en bijgevolg van de discussie zit de auteur blijkbaar dwars.
- Singer's verzet tegen een vergelijking met nazi-ideologen. De auteur houdt Singer voor een, op het vlak van de euthanasiediscussie, dienaar van extreem-rechts. En dan durft Singer nog te ontkennen ook! Zou hij die vergelijking beamen, dan zou de boot natuurlijk helemáál aan geweest zijn. Bovendien heeft Singer de euvele moed gehad (zoals vele anderen, Marx incluis) het marxisme af te zweren. Oei!
- Singer zou te goed en logisch redeneren, waardoor zijn verhaal er te redelijk uitziet. Ook zijn voorbeelden zijn te goed gekozen, want die wekken de schijn van plausibiliteit. Tsja, het is natuurlijk altijd vervelend wanneer je ideologisch tegenstander goed met woorden uit de voeten kan. Maar om ze die handigheid en `retorische trucs' op zichzelf kwalijk te nemen?
- De vertaler van Singer's boek Praktische Ethik verklaart zich vrij van racistische, chauvinistische en nationaal-socialistische voorkeuren. Dat had hij natuurlijk niet moeten doen! Want volgens Jäger dekt hij zich daarmee in tegen kritiek. Ook Singer doet iets dergelijks, en dat wordt hem dan ook evenmin in dank afgenomen: `Singer relativiert, um sich gegen Kritik zu immunisieren.'
Niet alle kritiek op Singer verdient zo makkelijk verwerping. Singer gaat de mist in wanneer hij zich deels beroept op wetenschappers als Arthur Jensen en Hans-Jürgen Eysenck; twee namen die in rechtsextreme blaadjes nogal eens op schijnen te duiken, en daar ook interviews aan zouden geven. Vooral rond Eysenck, die het voorwoord schreef van het boek Das unvergängliche Erbe, hangt een lucht die niet smakelijk schijnt te zijn. De auteur baseert zich daarbij op Eysenck's these dat het idee van gelijkheid tussen mensen een `onhoudbare doctrine' is. Een idee overigens dat wel meer mensen hadden zonder dat dat nou betekende dat ze naar extreem-rechts neigden. Maar Eysenck is net iets te vaak betrokken geweest bij dit soort dingen en publicaties om het voordeel van de twijfel te verdienen.
Singer begeeft zich eveneens op glad ijs met een ongelukkige formulering over zwarte en blanke intelligentie: `Het zou kunnen, dat zwarten voor de studie die een aankomend arts moet doorlopen, gemiddeld minder aanleg hebben. Ik zeg niet dat dat klopt, ook niet dat het sowieso waarschijnlijk is, maar het kan op dit tijdstip niet uitgesloten worden.' (Eigen vertaling). Een rechtbank zal je hierop niet veroordelen, en de contekst ontbreekt, maar fraai ogen doet het niet.
Wat Singer het meest kwalijk genomen wordt, ook in Von Menschen und Schweinen, is inderdaad de door hem aangebrachte hiërarchie van levensvormen. Het onderscheid tussen mens en dier wordt bij Singer vervangen door een indeling in `personen' en `niet-personen'. Euthanasie -overigens niet het centrale onderwerp in Singer's boeken, maar wel in de kritiek erop- zou a priori niet mogen worden toegepast op wat Singer `personen' noemt. Er zijn overigens diverse criteria op grond waarvan Singer je indeelt in één van die categoriën. Het voert te ver om daar hier uitgebreid op in te gaan. Wat vooral van belang is voor de vraag wat Singer kwalijk wordt genomen, is dat hij dieren onder `personen' en mensen onder `niet-personen' kan categoriseren. Het tweede deel van Von Menschen und Schweinen heeft vooral dit onderscheid tot onderwerp.
Juist hier wordt het weer interessant om terug te gaan naar het boek Dierenbevrijding, waarin deze kwesties eveneens uitgebreid aan bod komen. Na lezing van dit boek moet je concluderen dat hier ófwel een totaal andere Singer spreekt, ofwel dat de ideeën van Singer op dit gebied totaal verkeerd begrepen zijn en hopeloos uit hun verband gerukt.
In Dierenbevrijding doet Singer eveneens een poging om tot een rangorde van levende wezens te komen. Hij doet dat echter om tegenwicht te bieden aan de justificatie van al diegenen die dieren gebruiken; hetzij als proefkonijn, hetzij als voedsel. Laten we ons voorlopig richten op het gebruik van dieren om te dienen als voedsel. Vleeseters rechtvaardigen hun eetgewoonten vaak met antwoorden die eveneens van een hiërarchisch onderscheid tussen verschillende levende wezens getuigen. Singer onderzoekt die ordening en komt tot de conclusie, dat er sprake is van speciesisme, dat hij definieert als `een vooroordeel of vooringenomen houding ten gunste van de belangen van de leden van de eigen soort, tégen die van de leden van andere soorten.' Hij wijst het speciesisme aan als de grondslag waarop ons diergebruik rust. Singer laat in dit boek zien dat andere argumenten geen steek houden; niet alle exemplaren van de menselijke soort zijn meerderwaardig aan dieren. Toch gedragen zij zich daarnaar en beweren dat dieren bijvoorbeeld verstandelijk en emotioneel niet op een zelfde niveau functioneren als de mens. Dat rechtvaardigt in hun ogen de exploitatie van dieren, dat is de hiërarchie die de meeste mensen, al dan niet bewust, hanteren: `het is maar een dier' en daarom mag het opgeofferd worden aan de bevrediging van onze smaakpapillen. Singer bekritiseert deze ordening door deze consequent door te denken en laat zien dat ze a) niet juist is en b) nog verder doorgedacht tot bizarre situaties zou leiden. Zo stelt hij vast dat sommige dieren niet op een lager verstandelijk niveau opereren dan een gehandicapt of seniel mens. Conclusie: indien we ons diergebruik blijven rechtvaardigen met de gebruikelijke argumenten, dan zouden we ook bereid moeten zijn om de demente bejaarde op eenzelfde behandeling te tracteren. Singer realiseert zich de absurditeit van die gedachte en gebruikt haar juist om aan te tonen tot welke horror deze gedachtengang leidt. Hij pleit er dus niet voor, euthanasie toe te passen op geestelijk gebrekkig functionerende mensen, hij pleit ervoor de dieren op dezelfde wijze in hun waarde te laten. Hij toont hiermee aan, dat we niet langer vol kunnen houden dat we het recht hebben tot diergebruik louter omdat ze op een lager niveau zouden functioneren dan (de meeste) mensen. Dat argument volhouden en doordenken leidt tot krankzinnige situaties. En dus, beweert Singer -ik verkort en vereenvoudig zijn gedachtengang overigens drastisch- rest er niets anders dan de conclusie dat vleeseters zich schuldig maken aan puur speciesisme. Het speciesisme is op geen enkele wijze rationeel te verdedigen of te rechtvaardigen en Singer stelt het op één lijn met racisme en seksisme. Singer doet daarbij een beroep op de redelijke mens van goede wil, die zich niet als racist of sexist wenst te profileren. Daarmee veronderstelt Singer een soort moreel zuivere basis in de lezer tot wie hij zich richt. Indien Peter Singer een racist zou zijn, of indien zijn sympathie zelfs maar die kant op zou gaan, zou er van zijn hele betoog niets overblijven. De morele verontwaardiging over het zich zonder argumenten boven een ander ras, een andere sexe of een andere soort te stellen, is het fundament waarop zijn hele betoog steunt. Het kan het menselijk gevoel van suprematie dan wel krenken, er valt weinig tegen zijn betoog in te brengen.
In het hele boek Dierenbevrijding spreekt Singer zorgvuldig over het recht op leven. Hij sluit er geen mensen van uit, maar wil het uitbreiden naar andere levensvormen. Het enige wat hij doet is aantonen, dat als je er dieren van uitsluit, dat die uitsluiting logischerwijs dan ook menselijke levensvormen zou treffen. Hij hoopt de lezer te doordringen van de noodzaak tot een ruimere moraliteit waarin voor méér levende wezens bestaansrecht geldt, niet voor minder. Of, om te spreken met de titel van Singer's eerste hoofdstuk: `Alle dieren zijn gelijk...of waarom het ethisch principe waarop de gelijkheid van mensen berust vereist dat we gelijke consideratie van belangen ook uitbreiden naar dieren.'
Als maatstaf voor het opbrengen van consideratie met levende wezens, hanteert hij het vermogen tot lijden. Alles wat kan lijden dient zoveel mogelijk ontzien te worden. Bovendien geeft hij aan, dat het zich onthouden van vlees eveneens van belang is omwille van mens en milieu. De gelijkheid van levende wezens spreekt hij tegen, maar n