Russisch fascisme
Begin maart tekende de Russische president Jeltsin een dekreet dat voorziet in maatregelen tegen extremistische organisaties in de Russische Federatie. Vanaf dat moment werd in Russische kranten en op televisie veel geschreven en gesproken over de gevaren van fascisme. Na de angst voor de mafia is angst voor fascistische organisaties nu een goede tweede in de Russische angst-top tien.
Het blijft evenwel de vraag in hoeverre de angst voor fascisme in Rusland reëel is. Sommigen zien het dekreet van Jeltsin dan ook als een manier om de aandacht van de werkelijke problemen af te leiden, zoals de scherpe zwenking naar rechts van Jeltsin's eigen regering. Die komt steeds meer onder invloed van rechts-nationalistische ideeën, zoals het herstel van de oude Sovjet-Unie en terugkeer naar een diktatuur. Volgens Russische historici is een breed spektrum van de bevolking gevoelig voor deze ideeën en groeit de aanhang binnen de politieke elite van het land.
Jeltsin kondigde de maatregelen al aan in een toespraak op 16 februari tot het Russische volk: "De samenleving is in toenemende mate bezorgd over de verbreiding van de fascistische ideologie en fascistische organisaties in Rusland", zei hij. "De mensen vragen zich af waarom justitie zo slecht funktioneert, en waarom de strukturen die het land tegen dit uitschot moeten beschermen niets doen."
Op 22 februari toonde de Russische televisie een interview met Alexei Vedenkin, een leider van de Russische Nationale Eenheid. Als reaktie hierop werd Vedenkin op 28 februari door agenten van de Federale Veiligheidsdienst (opvolger van de KGB) gearresteerd. In het televisie-interview had Vedenkin verklaard dat als zijn partij nu aan de macht zou zijn de mensenrechtenaktivist Sergej Kovaljov en Sergej Jusjenkov, voorzitter van het defensiekomité van het Russisch parlement, -en beiden felle tegenstanders van de Russische inval in Tsjetsjenië-, geëxekuteerd zouden worden. Eerder had Vedenkin al verklaard dat degenen die zich niet bij zijn Eenheid zouden aansluiten in gasovens zouden eindigen en ging hij er prat op uitgebreide steun te genieten van Russische geheime diensten en goede kontakten binnen de regering en andere machtsstrukturen van het land te hebben. Na Vedenkin's arrestatie ontkenden andere leiders van de Russische Nationale Eenheid dat Vedenkin lid zou zijn. Op een perskonferentie werden evenwel dokumenten getoond, ondertekend door Eenheidsleider, en presidentskandidaat, Aleksandr Barkasjov, die Vedenkin wel degelijk als lid identificeerden.
Begin 1990 had Vedenkin een belangrijke positie bij de afdeling Businessmanagement van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Na de augustuscoup van 1991 werd zijn naam in verband gebracht met de verdwijning van grote sommen partijgeld. Hierna begaf hij zich in de nieuwe lukratieve Russische wereld van privébewakingsdiensten.
Volgens het Antifascistisch Centrum in Moskou zijn er ongeveer honderd nationalistische en fascistische organisaties aktief in het land. Veel ervan zijn klein en het totaal aantal leden van alle groepen zou niet meer dan 5000 bedragen. Bij het Russische ministerie van pers en kommunikatie zijn er 150 extremistische publikaties geregistreerd, en hoewel in een aantal van deze publikaties geweld (bijvoorbeeld tegen Joden, Kaukasusvolkeren of mensen uit Centraal-Azië) openlijk gepropageerd wordt, worden er geen maatregelen genomen.
Vraag is waarom Jeltsin, als hij aangeeft hoe groot de angst voor fascisme onder de bevolking is, geen dekreet uitvaardigt dat fascistische organisaties en publikaties verbiedt, zoals in Duitsland gebeurde na de 2e Wereldoorlog. Hij zou eraan kunnen herinneren dat er nooit een herroeping van het verbod op fascisme is geweest, zoals werd uitgesproken door het Internationaal Tribunaal in Neurenberg.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 284, 7 april 1995