Op 18 en 19 oktober 2000 besteedde het actualiteitenprogramma NOVA aandacht aan de betrouwbaarheid van het EKO-keurmerk van Skal. NOVA gaf drie voorbeelden waarbij het EKO-keurmerk ten onrechte verleend zou zijn (teakhout uit Costa Rica, sesamzaad uit Ethiopië en bietsuiker uit Slowakije). Skal kwam direct met de verzekering dat de betrouwbaarheid van haar EKO-keurmerken nooit in het geding is geweest, omdat er volgens haar "geen producten op de markt (zijn) gebracht die ten onrechte het EKO-keurmerk voeren".
door Wolter Seuntjens
Ondanks deze zelfverzekerde reactie stelde Skal een 'onafhankelijke onderzoekscommissie' in. Die zou haar bevindingen uiterlijk eind januari 2001 presenteren. Maar toen gebeurde er iets uitzonderlijks. De commissie gaf haar opdracht aan Skal terug omdat "Skal niet geïnteresseerd bleek in het uitgebreide en organisatiebrede onderzoek dat de commissie voor ogen had". Na de teruggave van de opdracht door de oorspronkelijke onderzoekscommissie meldde Skal dat zij intussen KPMG had opgedragen een beperkt onderzoek uit te voeren. Medio mei 2001 maakte Skal het rapport van KPMG publiek. Dit rapport schildert, hoe omzichtig geformuleerd ook, een ontluisterend beeld van de organisatie en de werkwijze van Skal. Ik kan dan ook iedereen aanraden het volledige rapport te lezen en niet slechts de samenvatting of het persbericht van Skal (zie www.skal.nl). Na publicatie evenwel verkondigde Skal dat het rapport hen zou vrijpleiten van de door NOVA geuite beschuldiging.
In NRC Handelsblad verschenen echter vrijwel onmiddellijk kritische berichten. Het hoofdartikel van Joep Dohmen kopte: "EKO-keurmerk is niet betrouwbaar". Waarna Dohmen direct de belangrijkste conclusie van het KPMG-rapport samenvatte: "Het EKO-keurmerk en de aanduiding 'biologisch' op verpakkingen bieden niet de zekerheid dat producten ook daadwerkelijk biologisch zijn". Een dag later publiceerde Margriet Oostveen een uitgebreid artikel waarin zij nader inging op de merkwaardige verwikkelingen in de zaak rond het sesamzaad uit Ethiopië: het met DDT gecontamineerde sesamzaad was uiteindelijk, met uitdrukkelijke goedkeuring van Skal, vermengd met "zuivere" sesampasta op de Nederlandse markt gekomen. Bovendien nam ook Oostveen de algemene conclusie van het rapport over: "(...) noch EKO-logo's noch het predikaat 'biologisch' bieden de zekerheid dat producten in de winkel ook echt te vertrouwen zijn. De casus van het sesamzaad geeft precies aan waarom".
Proces- en productcertificering
Beide kritische artikelen lokten bij Skal en Platform Biologica reacties uit. Skal verdedigde zich als volgt: "We willen daarom bij deze nog eens benadrukken dat Skal geheel volgens de wettelijke eisen het productiePROCES controleert en dat de PRODUCTEN die daaruit voortkomen, de aanduiding "biologisch" mogen voeren wanneer ze op de markt worden gebracht. (...) Wanneer het biologische productiePROCES door Skal gecertificeerd is mogen de PRODUCTEN het EKO-keurmerk voeren". Een opvallende verdediging. Eigenlijk stelt Skal hier: "We hebben jullie altijd al gezegd dat ons EKO-keurmerk biologische 'processen' garandeert maar geen garantie biedt dat de 'producten' zelf ook inderdaad biologisch zijn". Zuiver juridisch zal het allemaal wel kloppen: EKO-keurmerk en 'biologisch' vormen dan feitelijk een tautologie. Maar zo vat de consument de term 'biologisch' uiteraard niet op. Het kwalijke is dat Skal, het Ministerie van LNV en de diverse handelaren, waaronder Albert Heijn, de consument in de waan hebben gebracht en gelaten, dat het EKO-keurmerk een 'product' certificaat is. Dit lijkt op misleiding en komt de geloofwaardigheid van Skal noch van het EKO-keurmerk ten goede.
De zaak Flor y Fauna
Het KPMG-rapport bespreekt de drie gevallen, die door NOVA belicht werden. Het geval, waarvan ik zelf op de hoogte ben door mijn activiteiten als voormalig onderzoeker van de Alternatieve KonsumentenBond (AKB), betreft het 'EKO-teakhout' van de plantage Flor y Fauna in Costa Rica. Het KPMG-rapport in zake de EKO-certificering van Flor y Fauna bevat, naar mijn mening, enkele fouten.
Als onderzoeker bij de AKB stuitte ik, eind juni 1999, op een eigenaardige tegenspraak. Skal's 'Nieuwsbrief' van zomer 1998 vermeldde dat Flor y Fauna was opgenomen op de lijst van 'nieuw aangeslotenen'. Maar het rapport van SmartWood/Rainforest Alliance, naar aanleiding van het aan Flor y Fauna uitgegeven FSC-certificaat, berichtte juist dat Flor y Fauna reeds lange tijd chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest had toegepast. Deze tegenspraak verontrustte mij en daarom informeerde ik bij Skal. Jan Willen Heezen, destijds verantwoordelijk voor boscertificering bij Skal, stelde, tijdens een telefonisch gesprek op dinsdag 29 juni 1999, dat Flor y Fauna zowel gecontroleerd als gecertificeerd was door Skal. Ik belde vervolgens Paul Romeijn, kenner bij uitstek van de Flor y Fauna-zaak (zie internetadres www.treemail.nl). Romeijn toonde zich evenzeer hoogst verbaasd over de EKO-certificering van Flor y Fauna en informeerde eveneens bij Skal. Ook hij kreeg (per e-mail, 1 juli 1999) door Heezen bevestigd dat Skal Flor y Fauna gecontroleerd en gecertificeerd had. Nadat Romeijn Skal nogmaals per e-mail ondervroeg over de juistheid van de EKO-certificatie van Flor y Fauna gebeurde er iets vreemds: opeens zou Skal Flor y Fauna nooit gecertificeerd hebben. De voorzitter van Skal, Eric Goewie, schreef op donderdag 12 augustus 1999 in een e-mail aan Romeijn dat Skal Flor y Fauna nooit had gecertificeerd.
Er was nu dus een dubbele tegenspraak.
(1) De afwijking met het FSC-rapport van SmartWood/Rainforest Alliance bleef bestaan: hoe had Skal het EKO-keurmerk kunnen toekennen aan Flor y Fauna terwijl publiekelijk bekend was dat Flor y Fauna pesticiden en kunstmest had toegepast?
(2) Hoe was het mogelijk dat 'programma manager' Heezen eerst zei dat Flor y Fauna wel gecontroleerd en gecertificeerd was terwijl voorzitter Goewie dit ontkende?
In een poging de zaak definitief op te helderen, belde ik nogmaals. Op woensdag 18 augustus 1999 (12.35-12.43 uur) zei Heezen ook tegen mij dat Flor y Fauna nooit gecontroleerd en dus ook niet gecertificeerd was door Skal. Bovendien stelde hij nu dat "per begin 1999" Flor y Fauna op eigen initiatief de aanmelding bij Skal had ingetrokken. Ik besloot de eigenaar van Flor y Fauna persoonlijk om opheldering te vragen en belde Ebe Huizinga en eveneens zijn zoon, Jan Huizinga. Ebe Huizinga stelde (woensdag 18 augustus 1999, 14.00-14.04 uur) dat Skal het bedrijf in Costa Rica begin 1999 had gecontroleerd en vervolgens gecertificeerd. Bovendien ontkende hij dat Flor y Fauna de aanmelding bij Skal had ingetrokken. Ook Jan Huizinga, bevestigde dat Flor y Fauna per 18 augustus 1999 nog aangesloten was bij Skal (woensdag, 18 augustus 1999, 13.57-14.00 uur).
Er bleven dus enkele met elkaar strijdige uitspraken bestaan. Ik besloot die voor te leggen aan Jan Holthuis, destijds de directeur van Skal. Holthuis bevestigde in zijn brief (26 januari 2000) dat Skal FyF gecontroleerd en gecertificeerd had, maar kon niet verklaren waarom Goewie datzelfde feit ontkend had. Bovendien zei hij dat FyF zelf, na aanzegging van een extra controle, haar contract met Skal had opgezegd.
Het KPMG-rapport neemt de bovenstaande beweringen grotendeels over: na geruchten kondigt Skal, medio juni 1999, extra onderzoek van FyF aan. Op 17 juni 1999 zegt FyF het contract met Skal op, waarna Skal FyF per 7 juli 1999 decertificeert.
De chronologie van het KPMG-rapport lijkt mij niet in overeenstemming met de waarheid. De heren Huizinga vertelden mij op 18 augustus 1999 dat Flor y Fauna nog steeds aangesloten was bij Skal. Waarom zouden zij mij bij die gehegenheid niet de waarheid verteld hebben? Maar zelfs indien zij mij niet verzekerd hadden dat Flor y Fauna nog steeds was aangesloten bij en gecertificeerd door Skal, dan nog wekt de door KPMG gerapporteerde chronologie achterdocht, want waarom schreef Heezen aan Romeijn op 1 juli 1999 "Skal controleert Flor y Fauna (...)" in de onvoltooid tegenwoordige tijd?
Er zijn ook logische redenen om aan te nemen dat Flor y Fauna niet spontaan en ook niet reeds op 17 juni 1999 de interesse in EKO-certificering verloren had:
(1) De certificering van Flor y Fauna was immers terecht geweest volgens Skal. In het KPMG rapport wordt het bij Skal bekende gebruik van pesticiden en kunstmest voor het EKO-keurmerk acceptabel genoemd, omdat Skal in het geval FyF de omschakeltermijn niet van toepassing had verklaard. Het KPMG-rapport bestempelt deze motivering terecht als "opmerkelijk". Volgens Romeijn zou dit betekenen dat hierdoor letterlijk elk bos in aanmerking komt voor het EKO-keurmerk.
(2) Ook het argument dat de extra controle Flor y Fauna te duur zou worden, gaat niet op. Immers, de kosten van deze extra controle zouden niet op Flor y Fauna worden verhaald, maar, zoals ook het KPMG rapport vermeldt, uit de algemene middelen van Skal betaald worden.
Een van de conclusies van het KPMG-rapport inzake het "dossier teakhout" luidt: "Er is gedeeltelijk inhoudelijk onvolledige/onjuiste informatie verstrekt. Overigens is niet gebleken dat bewust onvolledige/onjuiste informatie is verstrekt". Met andere woorden: "Er is door Skal wel eens niet de (volledige) waarheid gezegd. Maar we weten niet of dit opzettelijk is gebeurd." Heeft KPMG documenten van de decertificering onder ogen gehad? Heeft KPMG wellicht de mogelijkheid van antedatering overwogen?
De conclusies van KPMG met betrekking tot het "dossier teakhout" zijn, nog geheel afgezien van de dubieuze chronologie, vernietigend: "Het dossier van Skal inzake de certificering van Flor y Fauna is ontoereikend om een oordeel te kunnen vellen over de terechtheid van de certificering". Het KPMG-rapport bevestigt het sterke vermoeden van onterechte certificering. Het betreffende rapport van SmartWood/ Rainforest Alliance, waarvan het KPMG-rapport het ontbreken in het dossier van Skal vermeldt, is overigens tot op heden op Internet te raadplegen en te downloaden, maar dit terzijde.
De hoofdrolspelers in de Flor y Fauna-zaak bij Skal, de heren Holthuis, Heezen, en Monster (de controleur in Costa Rica), zijn ondertussen ontslagen of anderszins niet meer werkzaam voor Skal. Toeval of niet?
Onterechte EKO-certificering?
Skal verdedigde zich tegen de door NOVA geuite twijfels aan de betrouwbaarheid van het EKO-keurmerk door te stellen dat geen van de drie genoemde producten met een EKO-keurmerk op de markt is gebracht. Waarschijnlijk is de stelling dat er in het geval van de sesampasta en het teakhout geen producten voorzien van het EKO-keurmerk op de markt gebracht zijn, correct. Maar dat de sesampasta en het teakhout niet met het EKO-keurmerk op de markt kwamen, was niet de verdienste van Skal. Het tegendeel is waar: indien Gaston Smit, directeur van Horizon B.V, de aangeslotene die het Ethiopische sesamzaad wilde verwerken tot sesampasta met EKO-keurmerk, Paul Romeijn en ik zelf Skal niet op de hoogte gebracht hadden van onze twijfels met betrekking tot de status van het sesamzaad en het teakhout, dan zouden deze producten voorzien van het 'onterechte' EKO-keurmerk op de markt gekomen zijn. Het lijkt mij dus niet alleen ongepast, maar bovendien onhandig van Skal om hierover zo hoog op te geven. Het simpele feit dat door Skal het EKO-keurmerk aan het sesamzaad en aan het teakhout was verleend, is echter al voldoende reden Skal en het EKO-keurmerk onbetrouwbaar te noemen.
In diverse persberichten van Skal, en ook in het KPMG-rapport, wordt gesproken van een proces van professionalisering dat zou plaatsvinden bij Skal. De argumentatie is dat de fouten -let wel: slechts "de communicatieve en procedurele onvolkomenheden"!- zouden samenhangen met de overgang van een amateuristische naar een professionele organisatie.
Mijn ervaringen zijn anders. In de eerste periode van het onderzoek naar de waarheid in de Flor y Fauna-zaak had ik mijn vragen voorgelegd aan de toenmalige directeur Holthuis. Hij liet vervolgens duidelijk blijken de vragen niet serieus of in het geheel niet te willen beantwoorden. Nadat Holthuis ontslagen was, legde ik dezelfde vragen voor aan interim-directeur Guus de Groot. Ook De Groot bleek niet bereid serieus op mijn vragen in te gaan. De handelwijze van Skal in deze affaire is regentesk. Koen Koch (Trouw, 8 januari 2000) typeerde de regenteske handelwijze zeer treffend: eerst ontkennen, vervolgens bagatelliseren en, tenslotte, melden dat het alweer veel beter gaat.
Hoe onstond dit alles?
De biologische certificering in Nederland vormt een schoolvoorbeeld van het 'poldermodel'. Het Ministerie van LNV gunde in 1993 het monopolie van biologische certificering aan Skal. Binnen Skal zijn verschillende partijen vertegenwoordigd via de Raad van Advies: "Om maatschappelijk draagvlak te hebben en om alle belanghebbende partijen in de gelegenheid te stellen invloed uit te oefenen op het beleid van de Stichting is statutair voorzien in een Raad van Advies". In deze Raad van Advies vinden we de producenten en handelaren van 'biologische' producten. De Raad van Advies draagt de voorzitter en de leden van het Bestuur voor. Dit Bestuur benoemt vervolgens de directeur van Skal. De directeur benoemt de controleurs. Kortom, de producenten en de handelaren benoemen, zij het ook indirect, hun eigen controleurs. Het KPMG-rapport is kritisch over deze structuur en spreekt over mogelijke belangentegenstellingen. Het lijkt mij echter dat, in de huidige opzet, 'belangenverstrengeling' een nog veel groter gevaar vormt.
Het Ministerie van LNV heeft twee toezichthouders binnen het Bestuur van Skal. De affaires roepen de vraag op welke rol het Ministerie van LNV, en meer in het bijzonder haar toezichthouders, binnen het Bestuur van Skal spelen. Naar aanleiding van mijn onderzoek naar de Flor y Fauna zaak en de teleurstellende reacties van Skal op mijn verzoeken tot informatie, verzocht ik het Ministerie van LNV mij inzage te verlenen in de relevante documenten in deze zaak. Dit Ministerie, als toezichthouder van Skal, zou immers documenten moeten bezitten aangaande het toezicht namens het Rijk bij Skal. Mijn verzoek formuleerde ik met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Na mijn oorspronkelijke WOB-verzoek ontspon zich een correspondentie met het Ministerie van LNV. Na veel heen en weer schrijven besloot het Ministerie mij geen inzage van de betreffende documenten toe te staan. Het lijkt er alleszins op dat het Ministerie van LNV, tenminste hangende het eigen onderzoek naar het functioneren van Skal en het voorbereiden van nieuwe wetgeving, geen kritische blik in de eigen kaarten toelaat.
Hoe nu verder met de controle en certificering van biologische producten?
"Een biologische markt te winnen (beleidsnota biologische landbouw 2001-2004)" van het Ministerie van LNV stelt op bladzijde 9: "De biologische landbouw zal (...) gevraagd worden om de komende jaren op een breder terrein betrouwbare garanties te geven en waar te maken. (...) Transparantie is daarbij voorwaarde voor een blijvend vertrouwen van de consument". Ik ben het van harte eens met deze stelling. Voor het vertrouwen van de consument is een betrouwbaar controle- en certificeringsysteem, lees 'keurmerk', noodzakelijk. Voor een betrouwbaar keurmerk gelden tenminste 3 voorwaarden: de controle en certificering moet onafhankelijk van de (financieel) belanghebbenden (producenten en handelaren) plaatsvinden; er moet een redelijke kans zijn dat fraude en corruptie aan het licht komen en die fraude en corruptie moeten bestraft worden met duidelijke en openbare sancties.
Bij de controle- en certificeringpraktijk van Skal is aan geen enkele van deze voorwaarden voldaan. Het gebrek aan transparantie en openbaarheid van de controle- en certificeringpraktijk van Skal heeft deze tekortkomingen lange tijd kunnen bedekken. Zij ontbraken om reden dat geen van de betrokken partijen, producenten noch handelaren, noch het toezichthoudende Ministerie van LNV, daaraan behoefte hadden. Dat die openbaarheid echter zeer nodig is, werd aangetoond door de (tenminste) drie gevallen waarbij Skal, al dan niet met opzet, fouten heeft gemaakt.
Skal heeft reeds een aantal malen gemeld dat haar organisatie en werkwijze aangepast zullen worden. Gedwongen door de ontstane commotie zullen Skal en het Ministerie van LNV veranderingen moeten tonen. De vraag is echter of deze veranderingen ook verbeteringen zullen zijn. Minister Brinkhorst van LNV heeft reeds enkele malen melding gemaakt van de mogelijkheid de markt voor biologische controle en certificering te 'liberaliseren'. Dit zou betekenen dat Skal haar monopolie zou verliezen en dat andere bedrijven toegang tot de lucratieve Nederlandse markt zouden krijgen. Deze liberalisering zou moeten leiden tot meerdere elkaar beconcurrerende certificeerders. Het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) blijkt voorstander van dit scenario. Een openstelling van de markt leidt echter niet persé tot een betrouwbaarder keurmerk. Indien immers concurrerende certificeerders net zo weinig openheid zullen geven als Skal in het verleden, dan zal de wens om de regels na te leven bij diverse producenten en handelaren niet gestimuleerd worden. Er zal dan gevreesd moeten worden voor een verdere verlaging van het niveau: malafide producenten en handelaren zullen gaan zoeken naar de minst strenge controleur en certificeerder. Platform Biologica, de overkoepelende belangenbehartiger van biologische producenten en handelaren, ziet het EKO-keurmerk liever niet in particuliere handen, maar wenst dat het keurmerk publiekrechtelijk door de overheid wordt beheerd. Maar ook indien de overheid zelf de controle en certificering van biologische producten meer direct zal gaan uitvoeren, is de betrouwbaarheid van het keurmerk alleen gewaarborgd indien er maximale transparantie en openbaarheid wordt geboden.
Transparantie en openbaarheid
De moderne informatietechnologie maakt een grote transparantie en openbaarheid van de productieketen en de controlerende instanties mogelijk. Deze transparantie en openbaarheid zullen uiteraard wel iets kosten, maar zij zijn, ondanks een hogere prijs voor het product, onontkoombaar: de (alternatieve) consument moet een redelijke zekerheid hebben dat een product met een EKO-keurmerk ook werkelijk biologisch is. Een mogelijkheid om de transparantie van een controlerende en certificerende organisatie te vergroten is de controlerapporten te publiceren, bij voorkeur ook via internet. De consument kan dan -in principe- zelf het controlerapport controleren. Wij leven in een tijd waarin eindelijk het klassieke probleem 'wie controleert de controleur?', tegen aanvaardbare kosten, opgelost kan worden: de consument, de burger, kan, in principe, de controleur controleren. Voorwaarde is echter dat de controleur alle relevante informatie openbaar maakt. Het is niet zozeer de technische onmogelijkheid die dit tot op heden verhinderd heeft. Veeleer heeft het gebrek aan goede wil bij de controleur en de direct betrokkenen dit verhinderd. Het is de vraag hoe lang de kritische consument deze situatie nog zal accepteren.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 358, 20 juli 2001
- Datum: .