dinsdag 1 april-2008
Horen we van een regiokenner, dat Tibet al sinds de twaalfde eeuw Chinees grondgebied is.
Wel met een soort Vaticaanstatus. Met in plaats van een paus een opperlama. Zonder puntmuts, maar wel met een jurk en een heel stel onderknuppels, die allemaal hun natje en hun droogje kregen dankzij de inbreng van de goedgelovigen. In Tibet was dat volgens onze bron zo'n zestig procent van het inkomen. Eigenlijk een soort pacht, want de grond behoorde aan god toe, cq. zijn plaatsvervanger op aarde, cq. die meneer Lama. Da's even andere ouwel dan een listige knoop in het zondagse kerkenzakkie.
Toen werd ene Mao na een langdurige wandeling en een jarenlange knokpartij in 1948 het nieuwe baasje van China en maakte er een grote commune van. Had ook in Tibet gevolgen. De grond was niet langer van god, cq. zijn plaatsvervanger op aarde, cq. meneer Lama. De grond was van het volk. In het vervolg betaalde Bejing de ping voor het onderhoud van de Lamapanden. En als de goedgelovigen nog een bijdrage wilde leveren voor het natje en het droogje van de lama's was dat prima, maar het hoefde niet. Vanaf dat moment kalfde de invloed van de lama-club net zo hard af als die van de Romeinse ouwel-club in het Vierde Rijk en zijn wingewesten. De teevee en de karaoke-bars deden er hun intrede en wij weten hoe desastreus dat is voor het geloof in een hogere macht en diens vertegenwoordigers op aarde. Goddank is er een nieuwe universele abstractie uitgevonden om de massa's te lijmen: de democratie. Met als superpaus (of opperopperlama) George I. En wie zich niet rapido onderwerpt aan dat nieuwe geloof krijgt te maken met moderne kruisridders en een buitje bommen en granaten. Want een mens kan niet zonder geloof. Het is net Gamma.
- Datum: .