Afgelopen vrijdag meldde De Telegraaf dat een groep van dertig beleggers voor zestig miljoen gulden de boot in was geholpen. Hun investering in de teakhoutplantage Bosque Teca Verde S.A. in Costa Rica bheek weggegooid geld te zijn. Het zou zijn misgelopen toen het van een listige Curacao-route gebruik makende bedrijf Green Capital uit Miami in 1996 de bedrijfsvoering overnam. Sindsdien zou er voor geen kubieke meter meer aan onderhoud zijn gedaan en dat betekent voor welke tropische plantage dan ook in no time ajuu paraplu. Ook de boekhouding leek in de loop der jaren te zijn uitgegroeid tot een geliefd uitgaansoord voor houtwormen, dus een kind kon de was doen. In december 2000 blies het bedrijf de laatste adem uit, de investeerders in verwarring achterlatend. Die hadden overigens beter moeten weten.
Want in feite al sedert het prille begin waarschuwden mensen die het konden weten, dat de winstverwachtingen van de Nederlandse teak-plantages die in de jaren negentig in Costa Rica als tropisch gewas uit de grond schoten te belachelijk voor woorden waren. Maar allerlei (semi-) officiële instanties en prins Bernhard's WNF zeiden dat het goed was, dus dan moet het goed zijn. Het was niet goed. Getuige alleen al de niet te blussen financiële bosbrand rond de onderneming Flor y Fauna, een pilot-project in Costa Rica waarin ook het verzekeringsbedrijf OHRA participeerde, die in 1995 door NOVA werd aangestoken en in 2000 nog even werd opgepord (zie het artikel "Skal, EKO-keurmerk, en waarheid" in Kleintje Muurkrant van deze maand). Overigens, dat prille begin van de vestiging van Nederlandse plantages in Costa Rica lag in 1986, toen dat land diep verwikkeld was in het drama dat als de Iran-Contra-affaire de boeken is ingegaan. Een detail misschien. Hoewel.
- Datum: .