De deze week in drie delen uitgezonden documentaire De Villamoord laat zien hoe een zogenoemde tunnelvisie het onderzoek van de politie in de weg kan staan. De moord op een vrouw in Arnhem, in september 1998, werd een groep mannen van Turks-Nederlandse afkomst in de schoenen geschoven. Hun veroordeling was het gevolg van abominabel technisch onderzoek, gebrekkige getuigenverhoren en het voor de rechter verdonkeremanen van de verklaring van een informant. Het heeft er ruim twintig jaar na het drama alles van weg dat de veroordeling van de ‘daders’ voor politie en justitie prioriteit had: dat er zich alleen nog maar een misdaad hoefde aan te dienen om ze voor jaren achter de tralies te krijgen. Er is in de voor het verdere verloop ervan duvelsbelangrijke beginfase van het onderzoek de vraag gesteld ‘whodunnit’, en niet ‘wat is er eigenlijk gebeurd?’. Concreet: waarom is de rol van de enige ooggetuige, de vrouw die claimde dat ook op haar geschoten was, niet nader onderzocht?
De Villamoord is een knauw voor het rechtsgevoel. Nog erger is het feit dat zij deel uitmaakt van zo langzamerhand een flinke serie. Die begon, halverwege de negentiger jaren, bij de Puttense moordzaak. In die zaak zaten twee broers zeven jaar onterecht vast voor de moord op de stewardesse Christel Ambrosius. In 2000 vond de Schiedammer parkmoord plaats, op de tienjarige Nienke Kleiss. Een man zat voor die daad vier jaar, voordat ze door een ander werd bekend. Rond dezelfde tijd begon de Deventer moordzaak te spelen, inmiddels de langstlopende uit de geschiedenis van het Nederlands strafrecht. Voor de moord op de weduwe Wittenberg heeft de beoogde dader twaalf jaar in hechtenis gezeten. Toen een paar maand geleden in het nieuws kwam dat politie en justitie op grote schaal gefraudeerd hebben met geurhonden, heeft de man -in wiens zaak bewijs via geurhonden van doorslaggevend gewicht was- de staat aangeklaagd. In 2003 volgde de onterechte veroordeling van Lucia de Berk, de ‘gifmoordenares’ die zeven jaar zat voor evenzovele moorden terwijl er aan het eind van haar lijdensweg moest worden vastgesteld dat er geen enkel misdrijf had plaatsgevonden.
Op vijftien november 2005 werd in Nijmegen Louis Sévèke vermoord. Hij genoot landelijke bekendheid als onderzoeker van geheime diensten. Zijn gewelddadige dood wekte dan ook veel onrust, vooral toen de zoektocht naar de dader of daders heel lang niets leek op te leveren. Eind maart 2007 werd de 38-jarige Marcel Teunissen in hechtenis genomen. Hij werd gezocht voor een aantal bankovervallen en legde volgens een politieverklaring een bekentenis af in de zaak-Sévèke. Het motief voor de moord zou mogelijk wraak zijn geweest. Teunissen en Sévèke kenden elkaar uit de kraaksien, en Sévèke zou Teunissen ervan hebben verdacht een infiltrant te zijn en Teunissen weggewerkt te hebben uit de beweging. Volgens familieleden van Sévèke was de toedracht anders. Zij stellen dat Teunissen vertrok naar aanleiding van een discussie over het verlaten van kraakpanden in ruil voor geld van de eigenaars. Teunissen, die daar voorstander van was, verliet volgens de familie het kraakpand uit onvrede over de uitkomst van de discussie. Op 7 maart 2008 werd Teunissen veroordeeld tot levenslang. Een zware straf die volgens de rechter noodzakelijk was wegens de kans op herhaling. Teunissen was volledig toerekeningsvatbaar verklaard en kwam zodoende niet in aanmerking voor TBS. Behalve voor de moord op Sévèke werd Teunissen ook veroordeeld voor zeven bankovervallen, vier bomaanslagen en een poging daartoe. Hij is niet tegen de uitspraak in beroep gegaan.
Van Teunissen is sindsdien weinig meer vernomen. Maar vrij snel na zijn veroordeling gaf hij een interview waarin hij de moord ontkende en aangaf dat hij zich door zijn advocaat in de steek gelaten voelde. In deze serie wordt de vraag gesteld waarom Teunissen niet in beroep ging maar wel al vrij snel terugkwam van zijn bekentenis. En waarom het sindsdien zo stil rond Teunissen en de zaak-Sévèke is geworden …
(JoopFinland)
- Datum: .