Skip to main content

De Bank (002)

04 juni 1999

In het vorige Kleintje besteedden wij aandacht aan een moderne versie van Ali Baba en de veertig rovers, waarbij het Kuwait Investment Office (KIO) voor miljarden dollars de boot in ging en de ABN/AMRO een van de grotten vormde waar de bende zijn slinks verworven rijkdommen opstouwde en weer weghaalde. Onder toeziend oog van de grotbewaarders, die met subsidie van Baba cs. zich hadden ontwikkeld tot financiële experts (1). Maar diefstal was niet de enige bron van inkomsten. Zo vergrootten de alom gevreesde rovers hun rijkdom ook via de drugshandel. Omdat die hier en daar als niet netjes werd ervaren en zelfs strafbaar was werd het profijt uit deze negotie onder meer omgetoverd tot winst uit de hoog in aanzien staande handel in diamant. En bij die handel speelden de grotbewaarders van De Bank een voorname rol.

Door Jan Portein

In oktober 1974 stak een orkaan op in de westerse financiële wereld. Ondanks de soms tot het gaatje gaande steun van vooral de Banco Ambrosiano, de Banco di Roma en de Amerikaanse federale overheid waren in een paar weken tijd de van oorsprong fascistische Banca Privata in Milaan en de Franklin National Bank in New York in elkaar geklapt. De Italiaanse financiële magiër Michele Sindona bleek de kluizen van beide onder zijn controle staande financiële instellingen systematisch te hebben leeggeplunderd. Zijn opdrachtgevers waren de loge P2, het Vaticaan, de CIA en de mafiafamilies van de Gambino's en Inzerillo's (2). De nauw met Sindona's corrupte kaartenhuis verbonden Banco di Roma werd nog net voor de poorten van de hel weggerukt, maar een aantal kleinere Europese banken legden net als Banca Privata en Franklin het loodje (3). Sindona werd aan de schandpaal gespijkerd en uiteindelijk berecht. Toen hij al teveel babbels dreigde te krijgen werd hij vermoord (4).

European American...
De EBIC, een samengaan van de Deutsche Bank, de Belgische Generale Bank, de Belgische Société Générale, de Oostenrijkse Creditanstalt en de AMRO-bank, nam de failliete boedel van de Franklin National over en bracht die onder bij een dochter-onderneming: de European American Bank (EAB). Dit New Yorkse instituut had zich gespecialiseerd op een terrein waarop ook de AMRO zich manifesteerde: de financiering van handelstransacties in diamant. De Nederlandse financiële grootmacht had daartoe niet alleen een kantoortje ingericht in New York maar ook in Antwerpen, Singapore en op het adres Sarphatistraat 11 in Amsterdam. In 1988 nam de AMRO de EBIC-aandelen van de Deutsche Bank over, ondanks de steeds groter wordende verliezen die dochter EAB leed. Die werden veroorzaakt door à la Slavenburg's Bank grootscheepse leningen te verstrekken waarvoor nauwelijks of geen dekking bestond en door de inzakkende onroerend goed-markt. In juni 1990 gaf de Generale Bank de pijp aan ene Maarten en opnieuw was de AMRO er als een hongerig koppel Barnevelders bij om het pakket EBIC-aandelen van de Belgische bank over te nemen. Op het oog niet erg bijdehand, want EBIC-telg EAB begon alle verschijnselen te vertonen van een koek en zopie-tent op de Bonkervaart bij een temperatuur van vijf graden boven nul. Voor mensen met enig gevoel in de klompen was het dan ook geen verrassing toen in oktober van datzelfde jaar de rayonhoofden van de Amerikaanse Centrale Bank aan de drie nog overgebleven partners binnen de EBIC verzochten hun dochter een financiële injectie te geven om haar nakende ondergang af te wenden. De AMRO, die zich inmiddels had gelieerd met de ABN, doneerde honderd miljoen dollar. De Société Générale en de Creditanstalt in totaal vijftig miljoen. Onmiddellijk na deze bloedtransfusie kocht de ABN/AMRO de twee andere partners uit en was daarmee de enige eigenaar geworden van het EBIC-complex. Inclusief EAB, waar de geest van Michele nog regelmatig rondwaarde. Het duurde nog zo'n kleine vijf jaar en een slordige vierhonderd miljoen gulden om die geest in een fles te krijgen. Met een deugdelijke stop erop. Het doel van deze exorcistische onderneming moge inmiddels echter duidelijk zijn. De ABN/AMRO was eropuit zich een toppositie te verwerven in de door Joodse handelaren beheerste diamantwereld. En midden jaren negentig was zij daarin geslaagd. Meer dan de helft van de markt was rond die tijd in handen gekomen van haar zogeheten Diamond and Jewelry Group. Maar het was kennelijk niet genoeg. Zowel in 1995 als in 1997 deed de ABN/AMRO pogingen om een voet tussen de deur te krijgen in Israël door bankovernames (5). Beide gingen niet door. Dat moet de Raad van Bestuur onder leiding van voorzitter mr. P.J. Kalff onaangenaam hebben getroffen. Ook al omdat in Israël geen wetgeving bestaat tegen witwassen. En juist op dat terrein ondervond De Bank in die periode moeilijkheden, vooral in Nederland. Vooral in de Sarphatistraat.

Brilstar
Jacob P. was sedert 1972 direkteur van een commissionairsbedrijf dat al vanaf het begin van deze eeuw onder zijn familienaam in de diamanthandel actief was. Daarnaast gaf hij leiding aan het bedrijf Brilstar dat fungeerde als intermediair tussen de groot- en detailhandel. Voor zijn transacties in deze branche maakte hij gebruik van een nummerrekening bij AMRO's diamantfiliaal in de Sarphatistraat. Daarin stond hij overigens niet alleen. In de hoogtijdagen van dit filiaal waren heel wat niet al te koshere kapitalen opgetast achter in totaal ca. 750 nummer- en coderekeningen. Naast diamantairs hielden volgens insiders ook wapenhandelaren, groot-industriëlen en zelfs staatshoofden zich achter deze rekeningen schuil, die over het algemeen thuis daarover geen correspondentie wensten te ontvangen van de Amsterdamse grotbewaarders. Het waarom van dit soort regelingen is zelfs te raden voor luitjes met een herseninhoud van een prenatale vlo. En het is duidelijk dat ook leden van de z.g. onderwereld zich in de loop der jaren aan de balie van het diamantkantoor meldden om van deze speciale service gebruik te maken. In 1982 werd P. door de leiding van de 'Sarphatistraat' benaderd met een interessant verzoek: Was P. bereid om tegen een aardige commissie zijn coderekening open te stellen voor de handelsactiviteiten van twee Panamese firma's, Hadat Investment en Serasar? Dat waren nieuwe steunpunten in het wereldwijde netwerk van de twee Belgische gebroeders M., die in de Antwerpse diamantwereld geen onbelangrijke plaats innamen en in de Sarphatistraat tot de grootste cliënten behoorden. De gebroeders hadden een waterdichte constructie bedacht voor het witwassen van zwart aangekochte diamanten. Daarbij hadden zij echter de hulp nodig van een gerenommeerd, liefst Nederlands bedrijf, dat keurig bij de Nederlandse belastingdienst stond ingeschreven. P.'s aanzien en Brilstar's onbevlekte reputatie zouden voor een perfecte cover zorgen. Dat het van meet af aan ging om een illegale operatie die voornamelijk ten doel had de Belgische belastingdienst een oor aan te naaien was zo helder als glas. Maar P.'s reukorgaan registreerde het zalig aroma van geld. De inmiddels tot directeur van de Amsterdamse diamantbeurs verkozen P. kon de verleiding niet weerstaan en hapte gretig toe. In de uitgedachte constructie ontving Brilstar regelmatig zendingen gesmokkelde 'zwarte' diamanten uit België. Samen met de 'Sarphatistraat' verzorgde het bedrijf vervolgens de papieren rompslomp en stuurde als alles in kannen en kruiken was de partijen door aan Amerikaanse en Israëlische klanten. Om de zwarte diamanten in de boeken van Brilstar een witte status te bezorgen stuurde Hadat Investment corresponderende partijen nepdiamanten vanuit Hong Kong en Zürich naar Amsterdam. Daarmee was boekhoudkundig de zaak rond en iedereen was blij. Behalve de FIOD die in het voorjaar van 1990 op Schiphol tegen een verdwaald pakje diamanten opliep dat bestemd was voor Brilstar. De papieren deugden niet. Dat vormde de aanleiding tot een diepgaand onderzoek, waarbij de betrokken rechercheurs ook een aantal bezoeken aflegden aan de 'Sarphatistraat'. Langzaamaan kwamen de contouren van bovenstaande witwasconstructie boven. Toen bleek ook dat er kleine weeffoutjes in waren geslopen. Ten eerste was de winst van Brilstar op de Hadat-transacties verdacht gering. Ernstiger was dat de bedragen die Brilstar van de Amerikaanse en Israëlische clientèle ontving, na aftrek van het afgesproken aandeel van P. en De Bank, niet werden overgeheveld naar de rekening van leverancier Hadat Investment, maar op die van Serafar bij de Trade Development Bank in Zwitserland. Het in 1960 gestichte troetelkind van de Joodse bankier Edmond Safra. Geen vreemde in Jeruzalem waar het de internationale handel in drugs, wapens en andere narigheid betreft en wiens andere bank -de Republic National Bank of New York- betrokken was bij de miljardendiefstal bij KIO (6). In 1993 -P. had wijselijk al een plekje in de omgeving van de klaagmuur opgezocht- bracht de FIOD rapport uit over haar bevindingen inzake de megaperl-operatie van de ABN/AMRO en Brilstar. Het belandde op een plank. Bijna zoals te verwachten was (7).

Promis
In datzelfde jaar bleek echter dat de operaties van de 'Sarphatistraat' de belangstelling hadden gewekt van de Amerikaanse National Security Agency. Een inlichtingendienst die zich onderscheidt van andere speurneusorganisaties door gebruik te maken van een enorm arsenaal aan elektronische hulpstukken om de waarheid te achterhalen. Daartoe behoort ook een interessant softwareprogramma: PROMIS. Het was eind jaren zeventig, beginjaren tachtig ontwikkeld door het Amerikaanse Institute for Law and Social Research (INSLAW). PROMIS was in staat om zonder te herprogrammeren dwars door databases van allerlei garnituur, opgeslagen in welk soort computer dan ook mensen op te sporen die zich om persoonlijke redenen liever buiten beeld hielden. Zoals criminelen, terroristen, belastingontduikers, pedo's, homo's, vredes- en milieuactivisten, Jerry Springeraanhangers, schoonmoederhaters, loempialiefhebbers. You name it! George Orwell had redelijk raak geprikt met zijn '1984'. Eén van de eerste klanten die bij INSLAW op de stoep stond was het Amerikaanse Ministerie van Justitie, dat prompt probeerde de leverancier van PROMIS in een faillissement te manoeuvreren en zich het programma voor nul dollarcenten toe te eigenen. INSLAW verzette zich met hand en tand en wist de slag met de Amerikaanse overheid na jarenlang procederen te winnen. Het kwaad was echter al geschied. De inlichtingendiensten hadden zich van PROMIS meester gemaakt, nuttige applicaties aangebracht en in de etalage gezet. Als bestrijdingsmiddel tegen terroristen of andere vijanden van de staat. Uit alle hoeken van de wereld stroomden de klanten toe en PROMIS werd geleverd aan inlichtingen- c.q. veiligheidsdiensten van landen als Egypte, Pakistan, Turkije, Jordanië, Iran, Irak en Kuwait (!). Eén ding vertelden de verkopers van PROMIS er niet bij. Het programma dat de klanten kregen bevatte een geheime achterdeur waardoor de Amerikaanse inlichtingendiensten en hun Israëlische partners een entree hadden in al hun databases. Zonder dat de klanten daarvan op de hoogte waren of erachter konden komen. Een heel stel van de daarvoor benodigde applicaties waren aangebracht door een contract-agent van de CIA, Michael Riconosciuto. Toen deze wizzkid details over het project begon te lekken naar de pers werd hij in april 1991 gearresteerd en op beschuldiging van drugshandel achter de tralies gedeponeerd. De betrokken journalist, Danny Casolaro, werd in augustus van datzelfde jaar gezelfmoord. Hij was noch het eerste noch het laatste dodelijke slachtoffer binnen dit kader. De NSA had inmiddels PROMIS ook geschikt gemaakt voor banken. Daarmee konden zij achterhalen of hun klanten een kwalijk financieel verleden hadden en/of in illegale zaken verwikkeld waren. Heel wat banken in de Verenigde Staten gingen over tot de aanschaf van dit nuttige speelgoed. In 1993 onder andere gevolgd door de ABN/AMRO. Waarschijnlijk zonder te weten dat daarmee ook een paard van Troje in hun administratie was geïntroduceerd (8). Dankzij dat paard was de NSA zelfs in staat om al dan niet illegale tegoeden te lichten die waar ook ter wereld waren geparkeerd achter code- en nummerrekeningen. Die bedragen werden door de NSA vervolgens naar bij haar onder controle staande rekeningen overgeheveld (bijvoorbeeld nooit opgeheven geheime rekeningnummers van ruw overleden criminelen) en later gebruikt voor een scala aan activiteiten die buiten het gezichtsveld van de Amerikaanse volksvertegenwoordiging moesten blijven. De goede bedoelingen die bij de ABN/AMRO wellicht leefden bij de aanschaf van PROMIS ten spijt werd er geen ferm stokje gestoken voor de illegale praktijken van de 'Sarphatistraat'. Maar Justitie was bezig met een inhaalslag en -hoe ironisch- maakte daarbij eveneens gebruik van PROMIS. Mogelijk vormde dat de aanleiding tot het overleg dat eind 1995 plaatsvond tussen de Nederlandse Vereniging van Banken met als voorzitter ABN/AMRO-topman P.J. Kalff en vertegenwoordigers van Justitie. Onderwerp was een gezamenlijke aanpak bij de opsporing van misdaadgeld. "Wel wat laat", gaf Kalff toe "maar toen was de tijd pas rijp voor overleg." (9) Het klonk als een dooddoener en dat was het ook. Pas een jaar later zou een interne affaire bij de ABN/AMRO ervoor zorgen dat op het kantoor van de Sarphatistraat een grote schoonmaak op gang kwam. Daarover meer in ons volgende nummer.

Noten:
(1) Zoals de klassiek geschoolden onder ons weten was in het oorspronkelijke sprookje slechts sprake van een grot (Sesam) die met een code kon worden geopend en gesloten. Maar ook hier heeft de tijd niet stil gestaan. Om praktische en tactische redenen achtte de huidige leiding van de roversbende het beter de buit over verschillende grotten te verdelen.
(2) Met name de Gambino's zijn van begin af aan betrokken geweest bij de grootscheepse drugsoperaties van de CIA, de DEA, de NSA en andere Amerikaanse overheidsinstanties. Van Vietnam tot Mena, Arkansas.
(3) Gezien het Sindona-verleden van de Banca di Roma en het gevecht dat de ABN/AMRO heeft gevoerd binnen EAB om de geest van Michele uit te bannen is het bijna grappig dat de ABN/AMRO begin maart van dit jaar een belang van 8,75 procent nam in juist deze Romeinse bank. Tegen het lieve bedrag van 1,45 miljard gulden. Bovendien liet ABN/AMRO weten dat zij de mogelijkheid openliet om in de nabije toekomst zelfs de hele bank over te nemen. De bewuste 8,75 procent was afkomstig van de Cassa di Risparmio. Een Italiaans financieel instituut dat na de deal nog een aandeel van ruim acht procent in de Banca di Roma overhield. De Cassa had haar belang in de Banca di Roma verworven na een fusie met de Banco di Roma en de Banco di Santo Spirito. Een operatie die tussen 1990 en augustus 1992 werd uitgevoerd en gepaard ging met een daverende internationale aandelenfraude. Zie daarvoor de affaire rond de Zwitserse Winnie Kollbrunner in "Swiss Connection" van Gian Trepp, Universionsverlag, Zurich, 1996.
(4) Vergelijkbare taferelen speelden zich af rond Sindona's medespeler en opvolger Roberto Calvi, die voor dezelfde belanghebbenden 'zijn' Banco Ambrosiano leeghaalde en ritueel werd verhangen onder de Londense Blackfriar's Bridge toen hij voor al teveel golven zorgde (Zie hiervoor ondermeer "In God's name" van David A. Yallop, Jonathan Cape Ltd., London, 1984). Min of meer analoge gebeurtenissen zijn terug te vinden bij de geënsceneerde ondergang van zowel de Nugan Hand Bank als de BCCI.
(5) Respectievelijk de Mercantile Discount Bank en de Union Bank.
(6) De invloed van Safra bij de TDB taande na de fusie met American Express in 1983, die hem 550 miljoen dollar opbracht. Na zijn vertrek in 1984 ging het met de TDB snel bergafwaarts. In 1990 nam de sterk met Safra gelieerde Joodse bankier Edgar de Picciotto (vergelijk de affaire rond Steffi Graf en de Nederlandse inbreng daarbij) de TDB weer over van de toen in moeilijkheden verkerende American Express. Meer hierover in "Swiss Connection" van Gian Trepp, Unionsverlag, Zurich, 1996. Zie ook noot 4 van het eerste verhaal over De Bank in Kleintje Muurkrant nummer 332.
(7) Een fascinerend verhaal over deze affaire is te vinden in het Financieele Dagblad van zaterdag 13 maart 1999 onder de titel "Knooppunt Sarphatistraat".
(8) Door Cees Wiebes naar buiten gebracht via twee uitzendingen van 't televisieprogramma NOVA op 13 en 14 april 1995 (tot zijn verbazing zonder enige reactie).
(9) Zie Het Parool 10 februari 1996.

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 333, 4 juni 1999

Klik hier om uw reactie toe te voegen
04 juni 1999